‘Denk toch eens logisch. Gebruik je gezonde verstand.’ Het zijn slechts twee van de vele Hollands-nuchtere verwijten die de Griek Jason maakt tegen Medea, de tovenares uit Kolchis die spreekt in een bedwelmend mooie taal. Hij komt uit een land van cultuur en wetten, zij uit ‘barbarije’ waar het recht van de sterkste heerst. (meer…)
Het ligt niet aan de jonge recensent dat ze vanavond niet speelt. De jonge recensent die schreef dat het geen Medea was wat ze deed. Sterker nog, die schreef dat het helemaal niets met Medea te maken had. Nou, deze jonge recensent zou dat niet durven beweren. Want wat Raymonde de Kuyper, José Kuijpers en Ria Marks (Via Rudolphi/Magne van den Berg) spelen is absoluut Medea. Weliswaar gereduceerd tot slechts het geraamte en ontdaan van al het vlees, maar niettemin: heel erg een Medea.
De kern van de oertekst, Euripides’ Medea dus, is helemaal niet de kindermoord. Ach, die kindermoord, waar al zo veel dramaturgen en critici als adelaars omheen cirkelden, klaar om bovenop dat allang kaalgevreten karkas te duiken. Nee, ten diepste gaat Medea om het doorbreken van verwachtingspatronen. Medea is een vrouw, maar ze gedraagt zich als een man. De kindermoord is slechts een extreme uiting van haar mannengedrag. Een Atheense man kon in principe zijn kind doden, maar van een vrouw was dat het laatste dat men verwachtte. Om iemand te kunnen begrijpen van wie je niet begrijpt wie of wat zij is, schreef Harry Mulisch in Siegfried, moet je haar in een totaal gefingeerde, extreme situatie plaatsen om te zien hoe ze zich gedraagt. Bij wijze van fantasieën-experiment. Die truc had Euripides voor hem al uitgehaald.
Magne van den Berg, die Ik speel geen Medea schreef, licht precies die kern van Medea eruit en schept rond dat geraamte een hedendaagse huid. We zien een actrice (Raymonde de Kuyper) die ons een uur voor de voorstelling komt vertellen dat ze vanavond niet speelt. Dat ze zo naar huis gaat en de deur achter zich dichttrekt. Ze blijft aanvankelijk zelfs aan de zijkant van het podium staan, als het ware met haar voet al half buiten de deur. Maar wacht even, acteurs spelen toch altijd? Met koorts, met zenuwen, zelfs zonder zin en ondanks dat sterfgeval? Nee, vanavond dus even niet. In de Medea die De Kuyper speelt, is haar geliefde theatervak het kind dat ze vermoordt. Want het vak is een bedrijf geworden, met recensenten, theaterdirecteuren, kunstmanagers en de koffiejongen als radertjes in de machine. De actrice voelt zich ontheemd in haar vak, zoals Medea zich ontheemd voelde in Korinthe, hoewel ze er aanvankelijk zo warm onthaald was.
De Kuypers nasale stem, haar lome dictie en wat houterige handgebaren zorgen ervoor dat de actrice die ze speelt verrukkelijk zeurderig en droogkomisch klinkt. En dat past het personage goed. Nergens wordt het dramatisch, maar de veelvuldige herhalingen in de tekst komen des te beter uit de verf.
In het tweede gedeelte, na het letterlijk vallen van het goudkleurige doek voor deze moderne Medea, zien we José Kuijpers en Ria Marks als koorleden. En zij doen wat een koor doet: reflecteren op de voorafgegane monoloog en de plot aanvullen voor zover we die als publiek nog niet meegekregen hadden. Met hier en daar een danspasje. En zoals een klassiek koor in strofe en antistrofe zong, zo spreken Marks en Kuijpers vaak tegelijk, net iets na elkaar of door elkaar heen. Om echt vleugels te kunnen krijgen moet die tweespraak ritmisch, klinkend en vloeiend zijn. Maar het geheel krijgt iets technisch en ontheemds. Als een musicus die weliswaar de noten allemaal raak speelt, maar er steeds niet in slaagt op te gaan in het muziekstuk. In plaats van verbaal pingpong klinkt de tweestemmigheid soms als een irritante echo. In hun alleenspraak komt de kracht van deze actrices veel beter tot hun recht. Met name Kuijpers weet de zorgzaamheid en betrokkenheid van het koor uitstekend te treffen.
Tja, wat moet je nu als recensent? Drie sterren, vier sterren? Ach, ook de criticus is immers maar een klein radertje in de grote machine. Vooruit, vier dan. Aan de jonge recensent kan het dan in ieder geval niet gelegen hebben.
Foto: Ben van Duin