Het is wat onthutsend zoals we welkom worden geheten in de foyer door de mevrouw van het theater. Ze is niet alleen gespannen, maar doet ook een beetje streng. Al gauw blijkt dat we ons allemaal hebben aangemeld voor een auditie bij Theater Artemis en Studio Julian Hetzel. We worden als kleine kinderen toegesproken – zoals dat ooit heette. (meer…)
‘Dit is toch een dansvoorstelling?’ De mevrouw naast mij op rij vijf in Theater Kikker kijkt mij verbaasd aan. Zojuist is er aan het begin van de voorstelling een nagesprek begonnen. Vincent Wijlhuizen, in het dagelijks leven artistiek leider van het festival What You See, interviewt Julian Hetzel, een van de makers van SPAfrica, te zien tijdens Spring. Zijn co-auteur Ntando Cele staat nog onder de douche.
Badinerend stelt Hetzel dat hij weinig over het werk zelf kan zeggen, maar dat hij wel over zijn motieven en interesses wil spreken. De vervormde stem en de bruine handen die uit zijn mouwen steken maken meteen duidelijk dat het Cele is die hier spreekt, vermomd als Hetzel. Ze kennen elkaar van hun studie bij DAS theatre, een masteropleiding voor op onderzoek gebaseerde artistieke praktijken. Hetzel roemt zijn Zuid-Afrikaanse collega omdat zij toen al met racisme en dekolonidsatie bezig was, ‘lang voordat het hip werd’.
Hetzel legt verder uit dat het project bestaat uit een uitwisseling van water tussen Zuid-Afrika en Europa. Water wordt in een township gewonnen, gebotteld en verscheept naar het Noorden. De lancering van deze ‘world’s first empathy-drink’ gaat gepaard met een tegengebaar. Er is een tranenvanger ontwikkeld, waarmee Europeanen hun tranen kunnen opvangen, wanneer zij denken aan de miserie, het onrecht en de armoede in Afrika. De opgevangen druppels worden in pipetjes verzameld, naar Zuid-Afrika gestuurd en tezamen als een minuscuul, zeer lokaal regenbuitje boven een township losgelaten.
Hetzel verbindt het leegroven van Afrika met de milieucrisis. ‘We kopen wijn uit Afrika, waarom dan geen water?’ en ‘Water in een flesje is vijfhonderd maal duurder dan uit de kraan. Waarom doen we dat? Zouden we 500 euro voor een broodje betalen?’ De interviewer doet zijn best er iets van te begrijpen. Waarom zou je met een kunstproject nog eens bijdragen aan die wereldwijde verscheping van spullen en stoffen, die niet alleen desastreus uitpakt voor het milieu, maar ook gepaard gaat met misbruik, uitbuiting en schaarste ter plekke?
De logica van de omkering is simpel. Als we dan toch aan uitbuiting en windhandel doen, laten we dan op zijn minst degenen waar de handel vandaan komt, in dit geval Zuid-Afrikanen, daarvan laten profiteren, in plaats van Coca-Cola, Nestlé en andere multinationals hun woekerwinsten te gunnen. Het zijn die bedrijven die de zoetwatervoorraden in de wereld opkopen, speculeren met grondstof- en voedselprijzen, bijdragen aan de uitdroging van de aarde en lokale producenten zelfs op hun thuismarkt wegconcurreren, dit alles in een herhaling van koloniale en neo-imperialistische zetten.
SPAfrica vertaalt theatraal wat een breder gekende strategie is bij groepen en instellingen die proberen de consument te overtuigen van een ander gedrag – stemmen met je voeten wordt het ook wel genoemd – wanneer producenten en hele industrieën weigeren om de consequenties te erkennen van de impact die hun producten hebben. De Groene Sint van Oxfam is een voorbeeld.
De lulligheid van de vanzelfsprekendheid van het onrecht en de misstanden combineert in het interview met harde cijfers en argumenten, over het kapitalisme en het racisme dat ten grondslag ligt aan de ‘extractie’, het versneld kapitaliseren van hulpbronnen zoals bijvoorbeeld zoet water. De onzinnigheid van het project doet niets af aan de metaforische werking en symbolische waarde van het voorstel. Wat als we in plaats van ons te verzetten tegen het grootkapitaal, de geloofwaardigheid van de brands ondermijnen door juist hun eigen logica uit te vergroten? Het legt de verantwoordelijkheid bij de consument, de toeschouwer, de kiesgerechtigde.
Wijlhuizen kwijt zich goed van zijn taak als hoegenaamd neutrale gespreksleider, waarmee hij de vrijblijvendheid van de kunst als plek voor politiek nog eens bevestigt. Maar op zeker moment loopt het toch uit de hand, omdat Hetzel zich zelfs door de al te beleefde interviewer te kort gedaan voelt. En dan komen de hoge woorden eruit: ik kan er ook niets aan doen, ik doe ook gewoon mijn best, ook ik weet hoe het voelt om gediscimineerd te worden, ik werd ook gepest op school.
Waar iemand als Cele, zo zal later blijken, er genoeg van heeft zich steeds te moeten identificeren met het zwarte slachtoffer, kruipt Hetzel als witte kunstenaar en cis-man met veel genoegen in de rol van slachtoffer. Er worden weinig woorden aan vuilgemaakt in de scène, het interview blaast zichzelf in mum van tijd op, alsof de makers willen zeggen dat we al genoeg witte verontwaardiging om ons heen hebben.
Als Cele zich van haar vermomming ontdoet, zien we het hoofd van Hetzel eenvoudigweg imploderen tot een leeg hulsel. Cele is een prachtige performer, die met veel gevoel voor verhoudingen balanceert op de dunne randjes en langs de afgronden waarlangs haar rol scheert. Dacht Hetzel te weten hoe het voelt – Cele weet met haar aanwezigheid de vanzelfsprekendheid van die arrogantie en blindheid aan te spreken, hoewel haar statement nu juist is dat daar geen beginnen aan is.
Pijn, woede, verontwaardiging en agressie sluimeren onder de oppervlakte, terwijl zij op een redelijke toon het publiek probeert deelgenoot te maken van haar positie, haar speelruimte, dat wat er rest aan mogelijkheden op een door witte vanzelfsprekendheid en zwarte onzichtbaarheid geregeerd podium, behalve tokenism en cynisme. ‘When I play a white figure, I need masking in order for you to see me as a fellow human being, and not just another brown body complaining on stage. Using a mask gives me a different perspective, it allows me to have layers of artistic freedom.’
Wijlhuizen, die door de als Hetzel vermomde Cele van het podium was gestuurd, komt nu terug als video-footage op de achterwand van het podium en via de geluidsinstallatie. Alleen zijn mond is nog in beeld, het witte oog aan de overkant spiegelend, met Cele’s speelruimte daartussen. Hij vraagt hoe zij haar authenticiteit als kunstenaar kan uitdrukken in deze omstandigheden. De onschuld van zijn vragen en de veronderstellingen die erin meelopen over wat kunst is en theater, doen het publiek gniffelen.
Maar Cele legt rustig uit hoe onmogelijk en frusterend haar positie is. ‘Especially in European theatre, I feel I have just become support for white people to survive their difficulties of diversity, even though I know it is almost impossible to make white people identify with their prejudice and injustice. It is just too painful. How can I be authentic when I am constantly viewed as a stereotype? When white people look at me they see a black person. The white gaze makes it impossible for me to be me.’
De vragen rond zichtbaarheid en gezien worden, onzichtbaarheid en authenticiteit laden de toeschouwer met verantwoordelijkheid. De ironie van het eerste deel laat de toeschouwer nog enige ruimte om zichzelf aan de goede kant van de geschiedenis te plaatsen, met zijn verstand, met zijn gevoel, projecterend. Maar wanneer Cele grommend over het podium gaat, steeds luider en steeds dichter bij de eerste rij komt in de dan ineens best wel kleine zaal, wordt het ronduit benauwend. Stereotype en werkelijkheid sluipen naar elkaar. Wat het feit van Cele’s bruine huid doet met haar grommende verschijnen is hallucinerend. Uncanny heet dat, wanneer vanzelfsprekende dingen griezelig worden of andersom.
Stevige songs maken het verhaal van Cele dragelijk, stoer en uitgesproken. Redelijkheid kan losgelaten worden, als hyperbool kan de absurditeit van de vanzelfsprekendheid van de onmogelijkheid van een bestaan in andermans ogen wel bestaan en lijkt die de dominante blik soms ook te breken, al ligt het cliché juist ook daar meteen weer op de loer, want de triomfantelijkheid, de haat, het cynisme.
Dan vraagt Cele iemand uit het publiek op het toneel om de tranenvanger te demonstreren. Na enige tijd biedt een vrouw zich aan, setimentele muziek klinkt uit de boxen en het wachten op een traan is begonnen. De vrouw doet haar best, maar er gebeurt weinig, totdat ze doorkrijgt dat een close-up van haar gezicht geprojecteerd wordt op de achterwand, waar eerder de mond van de interviewer prijkte. Ze schrikt er zo van dat ze blossen op haar wangen krijgt en haar ingehouden, wat verkrampte lach haast een traan uit haar ooghoeken perst.
De werkelijkheid die de kunst inhaalt en dan weer hard haar hok wordt ingestuurd. Cele weet als professional wel degelijk een flinke stroom tranen te produceren. Ze biggelen over haar zwarte wangen, die nog eens groot op de achterwand worden herhaald. Het wordt heel stil in de zaal. Doet het ertoe of deze tranen authentiek zijn?
De ironie van het project, de hilariteit die dit bij momenten in het publiek teweeg brengt – ze maken de onderliggende ernst zeer navoelbaar juist door de indirectheid van de slimme zetten van de makers, Cele, Hetzel en dramaturg Miguel Angel Melgares. Die indirectheid moet kennelijk, want met directe gestes zouden Cele en het publiek de confrontatie waarschijnlijk niet overleven, zie de angstvallige en wegkijkende manier waarop met racisme en discriminatie, milieu- en vluchtelingencrisis wordt omgegaan. Je wint er geen stemmen mee, door de dingen hardop te zeggen zoals ze zijn. Je boosheid keert zich tegen je. Je hebt het aan jezelf te danken. Loosers will be loosers.
Dat de winnersmentaliteit de laatste jaren enige deuken heeft opgelopen, nu slachtoffers van zich laten horen en zich verenigen in massabewegingen, zoals #metoo en #blacklivesmatter, heeft hier en daar effect. De schandaalpers weet er raad mee, regelgeving wordt veranderd. Maar de erfzonde, de giftige nalatenschap is daarmee niet van de baan, wordt opnieuw weggepoetst en zal, wanneer die dan toch besproken wordt, pijn doen, heel veel pijn doen, iets waar iedereen zich graag tegen wapent. Dan stemmen we ineens heel anders met onze voeten. Zie bijvoorbeeld de recente winst van Erdogan in Turkije.
Zittende macht is altijd in het voordeel en kan zich lang voorbij de houdbaarheidsdatum de raarste en gruwelijkste dingen permitteren, zonder de schijn tegen de krijgen. Onzichtbaarheid is een politiek gegeven waar je soms alleen met fratsen en grollen, als een nar, nog ruchtbaarheid aan kunt geven. Maar ironie en politiek gaan niet goed samen, uiteindelijk wint de macht. Cele en Hetzel raken de ironie en de waanzin aan, maar blijven weg van cynisme. In plaats daarvan schetsen ze de beperkte ruimte, het koord waarover je lopen moet als je die allesonterende blik terug wil leggen waar hij vandaan komt, in de schoot van het publiek. Indrukwekkend.
Foto: Anouk Maupu
Prachtig beschreven, dankjewel Francien. Julian weet te raken in gebieden die nieuw lijken. Complex en direct tegelijk. Ik kwam geraakt en verward de voorstelling uit. Prachtig gespeeld en beangstigend op een kunstzinnige wijze. Geweldige performer en dito regie/dramaturgie.