Choreograaf Katja Heitmann, bouwt aan een bijzonder archief, al 1500 mensen doneerden hun bewegingen. Uit die verzameling bewegingen creëerde ze een nieuwe voorstelling, waarin het publiek zich ditmaal verplaatst in het lichaam van mensen uit het archief. (meer…)
Bij operavoorstellingen kan het voorkomen dat er een concurrentieslag woedt om de aandacht van het publiek als het orkest in de orkestbak een interessanter schouwspel biedt dan de planken daarboven; deze dichotomie is in Leine en Roebana’s Sonus Motus doelbewust opgelost: in deze voorstelling vallen musici en dansers samen.De cellisten van Cello Octet Amsterdam en de lyrische sopraan Elisabeth Hetherington produceren tezamen zowel de sonus als de motus waar de titel naar verwijst.
Er is in het Nederlands niet een goede vertaling voorhanden van wat in het Engels task-oriented choreography heet, en dat terwijl met name de Nederlandse mime daar de meest overtuigende voorbeelden van heeft geleverd door groepen als Schwalbe. In deze voorstelling is het musiceren zelf de task die als choreografie opgevat is voor wat betreft het Cello Octet.
Het voelt altijd als verwennerij om bij de dansvoorstellingen van Leine en Roebana extra getrakteerd te worden op de live optredens van voortreffelijke musici. Direct bij hun eerste individuele opkomst is te horen hoe elk van de acht cellisten apart een prachtige toon kan produceren op elk van de instrumenten. Voeg hierbij de zoetgevooisde lyrische sopraan van Hetherington en alle voorwaarden zijn aanwezig voor een muzikaal feest.
Hetherington voelt zich, getuige haar sensitieve frasering en perfect uitgevoerde bokstrillers, goed thuis in het zeventiende-eeuwse repertoire en componist Peter Vigh creëert met zijn composities en bewerkingen een homogeen klankweefsel. Zo ontstaat een muzikale flow met een rijk geschakeerd palet van verrassende klankkleuren. En eens te meer blijkt hoe goed zeventiende-eeuwse muziek zich laat combineren met een hedendaags idioom.
Leine en Roebana hebben voor Sonus Motus visueel zeer aantrekkelijke configuraties en tableaus ontwikkeld, waarbij het cello-octet dubbelkwartetten afwisselt met solo-duo-trio-combinaties in een romige belichting die de esthetische kant extra onderstreept. Hetherington opereert hierbij op drie verschillende niveaus: uitsluitend zingend, uitsluitend dansend en in een combinatie van beide, waarbij zij haar gezongen muzikale frasen voorziet van een dansant idioom. Haar lichaam valt samen met haar instrument waardoor haar choreografie zelfstandiger werkt, anders dan bij de instrumentalisten het geval is: haar dansaandeel doet daardoor een ander appel op de toeschouwer dan het aandeel van de cellisten.
Bij tijd en wijle stileren de cellisten hun musiceer-bewegingen zonder hun instrument tot klinken te brengen, of voegen zij aan de strijk- of plukbeweging een specifieke intentie toe, al of niet met een verplaatsing. Nu is het zo dat de instrumentalisten soms ook los van hun instrumenten configuraties vormen en in één geval voert een van de cellisten een danssolo uit, uitgedaagd door Etherington die hem vragen stelt, terwijl op een later moment een andere cellist een korte energieke solo danst, maar door de band genomen zijn de instrumenten nooit ver. En als de musici bewegen zonder hun instrumenten heeft dat vooral zijn werking door de kracht van de tableaux die gevormd worden.
De relatie tussen de solosopraan en de acht cellisten verwijst soms naar een potentieel of sluimerend conflict, maar vaker lijken ze zich samen te voegen tot een harmonieus ensemble in een gedroomde wereld; de kostuums wijzen ook in deze richting: alle performers zijn gekleed in een combinatie van tuniek en broek in de kleuren zwart, gebroken wit en groen voor de zangeres en een van de andere cellisten, maar de kostuums zijn niet uniform maar individueel uitgewerkt.
Muzikaal en visueel is Sonus Motus een buitengewoon genietbaar geheel; dansant blijft het hierbij misschien wat achter. De hoogtepunten van de voorstelling worden gevormd door een solo-madrigaal met een fraaie begeleiding van een cello-kwartet halverwege en, aan het slot van de voorstelling, een andere prachtig gezongen solo, begeleid door een superbe pizzicato tokkelende cello. In beide gevallen zit de zangeres roerloos op de vloer, en spelen de cellisten met gulle overgave en kamerbrede concentratie hun partijen waardoor er sprankelende momenten van grote schoonheid ontstaan.
Foto: Andrea Leine