Wat als bomen zichzelf konden beschermen? Als ze konden stoppen met ademen? Zonder nieuwe zuurstof zouden mens en dier het niet lang redden op de aarde. Bomen zouden massavernietigingswapens kunnen zijn en de mensheid kunnen dwingen hun levensstijl drastisch te veranderen. (meer…)
Regisseur Serge van Veggel van het Haagse Opera2day doet het vaker en met succes: hoogtepunten uit bestaand repertoire selecteren en die opnemen in een nieuw script en dit tot een geheel remixen of modelleren. Hij deed dat niet met de minsten, zoals de Bach Vereniging of het Asko Schönberg. In zijn nieuwste productie Song of the Dark Forest werkt hij samen met het DoelenEnsemble onder leiding van Maarten van Veen en Scapino Ballet Rotterdam.
Van Veggel heeft een mooie set highlights uit de kamermuziek van Sjostakovitsj, Rachmaninov, Tsjaikovski en Moessorgski doorsneden met liederen over de oorlog van diezelfden en twee andere Russen, namelijk Borodin (Het lied van het donker bos) en Rimski Korsakov (De Antjarboom). Twee delen van Bartoks vierde strijkkwartet, reeds veelvuldig gebruikt in de dans, vallen wat uit de toon. Het is opmerkelijk hoe de Russische muziek en de liederen, alle gezongen door Andrii Ganchuk, door merg en been gaan, prachtig gearrangeerd zijn en gespeeld worden door het DoelenEnsemble.
De enscenering en met name de choreografie roept wel veel vragen op. De liederen vertellen verhalen van oorlog en persoonlijk lijden. Ze zijn terug te lezen in een projectie tussen de hangende gevaarten die uiteindelijk een bos voorstellen, zwart uitgesneden tegen van kleur wisselende achtergronden, maar die aanvankelijk ook verwoeste stadslandschappen suggereren en scènes binnenkamers oproepen, met gefocust licht en stoelen.
De hoofdpersoon wordt gespeeld door de beeldschoon zingende bas-bariton Andrii Ganchuk, maar tegelijkertijd krijgt hij meer de rol van een voice-over die van de ene naar de andere dansscène wankelt of kruipt, naar gelang de diepte van zijn lijden. Zo aangrijpend als het aandeel van het orkest en Ganschuk zijn, zo licht of lichtzinnig komt het werk van de choreografen over. Zowel de modulaire experimenten van YoY Performing Arts met het tableau, als ook de familiescènes en feesten van Miller de Nobili hebben iets luchtigs ten opzichte van de muziek. Dat schuurt mooi, ware het niet dat in het gepuzzel met scènes men kennelijk vergat dat de hoofdpersoon nog altijd de zanger is.
Choreografen Miller de Nobil, YoY Performing Arts en Diego Sinniger de Salas kregen, maak ik op uit een recent interview in NRC, delen van het script, zeg de muziek en de teksten, toegewezen. Al met al levert dit een lappendeken op van visies op iets met oorlog, maar soms lijkt het meer op Halloween, met zombieachtige scènes, die van een heel andere theatraliteit zijn dan wat er in de muziek en de teksten wordt vertolkt.
Diezelfde zombieachtigheid doet een moment later aan schuilkelders denken en aan scènes van mensen die het niet meer uithouden, in de Oekraïne denk je dan, maar schuilkelders zijn er natuurlijk ook in Gaza. De schuilkelder en mensen die het daar huiselijk proberen te maken en dan flippen, is eigenlijk een heel interessant thema, maar op het moment dat zoiets tot ontwikkeling komt, zitten we weer in het bos met de Antjarboom, die venijn sijpelt door zijn bast.
De abstractie van de muziek en haar thema’s past bij opera, terwijl de dansscènes vaak veel te concreet en theatraal zijn om die abstracte emotionaliteit van opera te halen. Maar erger is dat er geen enkel thema wordt doorgezet in de dans, vanwege de lappendeken van visies erachter.
De Oekraïense Ganschuk projecteert vanuit iedere vezel zijn aanwezigheid de zaal in, met een subtiliteit die ik zelden zag bij een mannelijke operastem. Maar het duurt tot een van de laatste scènes voordat een danser de man en zijn grote voelbare aanwezigheid tegemoettreedt. Daarvoor zijn de dansers schaduwen, geesten, doden, geesten, feestende en dolende families die hem niet werkelijk aangaan omdat hij slechts toeschouwer is, of droomt, ’tussen leven en dood zweeft’ zoals het programma uitlegt.
Als daar dan ook nog een groep vrijwilligers aan wordt toegevoegd, die tijdens de opening en het slot en een enkel ander moment verschijnen als dolende massa, en er een klein meisje met een variant op de Banksy-ballon wordt ingezet, dreigt het werkelijk een pandemonium te worden. Dan blijft er van een belichaamd tegenwicht in de choreografie voor de ernst van de interessante compilatie van muziek en teksten weinig over. De vraag is of je dit de jonge choreografen moet kwalijk nemen, die zich in dit keurslijf hebben laten persen, of de artistieke leiding die hen op deze manier een uitnodiging deed.
Foto: Bas Czerwinski
Goed om te weten: Fransien van der Putt is behalve danscriticus bij Theaterkrant ook een van de leden van de beoordelingscommissie dans van de Raad voor Cultuur. Deze commissie was in 2020 verantwoordelijk voor het advies om Scapino geen plek meer te geven in de BIS 21-24.