Warwara Michailovna ligt bijna de hele drieënhalf uur die de voorstelling duurt languissant mooi te wezen op een sofa, tussen bergen boeken, midden voor het enorme decor: de precies nagebouwde en al even precies vervallen en afgebladderde Jugendstil Villa Fabergé, dicht bij Sint Petersburg.

Het lijkt allemaal te gaan over een lang vervlogen verleden. Pas als ik allang thuis ben realiseer ik me dat we ook nu allemaal zo op onze sofa’s liggen, maar dan voor de televisie, en dat de wereld net zo aan ons voorbijgaat en dat we vaak even onverschillig reageren op de gebeurtenissen in de buitenwereld en in de reality soaps om ons heen als de verveelde kleinburgers in Zomergasten (uit 1904) van Maxim Gorki.

De sinds kort wereldberoemde Letse regisseur Alvis Hermanis mocht het stuk regisseren bij de al veel langer wereldberoemde, maar enigszins uitgebluste Schaubühne am Lehiner Platz in Berlijn, waar het op 14 december 2012 in première ging, onder fel protest van critici die alleen maar de klassieke, legendarische enscenering van Peter Stein kunnen waarderen. En inderdaad, er is hier geen berkenboom te bekennen.

Nog geen drie maanden later vormt Hermanis’ Sommergäste de opening van een over de hele maand maart en het begin van de maand april uitgesmeerd Hermanis-Brandstichterfestival in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Het toneelbeeld van Kristine Jurjãne is fantastisch en fascinerend, je vraagt je af hoe zo’n met opzet afgebladderd decor de reis kan doorstaan, maar er is veel meer dan dat. Het lijkt superrealistisch: een villa uit 1907 in de vervallen staat waarin het zich nu bevindt. Maar de combinatie van elementen is allerminst realistisch. De kostuums en de haardracht van de vrouwen zijn eerder negentiende-eeuws, veel rekwisieten (de stoelen bijvoorbeeld) zijn uit de tweede helft van de twintigste eeuw, er is zeer duidelijk aanwezig elektrisch licht. De speelstijl en de gebeurtenissen brengen het stuk heel dichtbij.

Jonge mensen in een villa zoals die er honderd jaar na hen zal uitzien, dat geeft heel veel te denken en te interpreteren voor de toeschouwer. Gaat het alleen maar om een maatschappij in verval? Of zien we hoe cultuurgoed onder het communisme en in de tijd daarna is aangetast? Of zijn deze mensen met al hun vervlogen en vergeten idealen en verlangens zelf allang in verval?
De vrouwen zijn gevangen in verstikkende huwelijken of in frustrerende liefdesrelaties. De mannen vervullen hun plichten zonder enig animo. Het is niet heel anders dan in onze tijd: eens waren er idealen, dromen over de toekomst, nu is iedereen verzadigd van materiële rijkdom, maar leeg en onbevredigd.

Warwara (Ursina Lardi) en haar vriendinnen zijn in deze voorstelling in zekere zin onderling verwisselbaar, ook al worden de gebeurtenissen juist vanuit de vrouwen gezien en is hun lot heel verschillend. De een heeft te veel kinderen, de ander kan er geen krijgen, de een flirt met alle mannen, de ander wijst ze af. Het is – vooral in de scène direct na de pauze – een kluit prachtige vrouwen, die elkaar betasten, liefkozen, bekijken, omarmen.

Alle spelers zijn in deze voorstelling bijna voortdurend op het toneel. De hoeveelheid relaties tussen de vijftien personages verdubbelt of verdriedubbelt daardoor. Iedereen is voortdurend bezig met aan elkaar te frutselen, te vrijen, te neuken. De liefde is blijkbaar alleen maar een troost voor de ondraaglijke lichtheid van hun bestaan. Maar vooral liggen ze overal op het toneel te slapen, niet uit moeheid, maar uit onmacht om tot enige handeling te komen. Het bericht dat twee arbeiders onder het puin liggen van een gebouw dat in aanbouw is, beroert niemand. Maar ook de plastic zakken vol geld van de oude en rijke Doppelpunkt brengt ze niet in beweging. En de vele mislukte zelfmoordpogingen wekken alleen maar hilariteit. Niels Bormann maakt van zijn rol als afgewezen minnaar van Warwara zelfs een briljant variéténummer.

Hermanis heeft de handeling sterk naar zijn hand gezet. De jonge Kaleria (Eva Meckbach) is dichteres, maar haar wordt geen enkele aandacht gegund. Schalimov (Thomas Bading) is een beroemde schrijver; hij verbrandt z’n boeken in een badkuip. Later worden er braadworsten op gebraden voor de barbecue. Marja Lwowna is arts en een onafhankelijke vrouw. Maar Judith Engel speelt haar als een stijve schooljuffrouw. De jonge Vlas (Sebastian Schwarz) die van haar houdt is een sloompit, die er uiteindelijk niet met haar vandoor durft te gaan.

Tot je grote verbazing is het ten slotte Warwara die van haar sofa opstaat, haar spullen bij elkaar pakt, in een boodschappenkarretje propt en weggaat. ‘Ik wil leven,’ zegt zij eenvoudig. De anderen reageren ook daarop apathisch. Behalve een hond die de hele avond doelloos heeft rondgelopen op het toneel en die nu achter Warsawa aan gaat: het mooie decor uit, de wereld in.

Een voorstelling die erg veel te denken kan geven over een stuk dat ons blijkbaar nog altijd heel veel te zeggen heeft.

(foto: Thomas Aurin)