‘Ik herinner me drie mensen op een tafel, die dingen zeiden. Ik herinner me een puntenslijper, een gitaar, ik herinner me een lied met een refrein. Ik herinner me een grote canvas doek, ik herinner me een schaduw, ik herinner me iemand die gaat lopen, ik herinner me gegniffel, ik herinner me een licht dat […]
Ze vormden een illuster duo, Willy Walden (1905-2003) en Piet Muijselaar (1899-1978). Tegen hun zin voerden ze op aandringen van theaterproducent René Sleeswijk in 1937 voor het AVRO-radiopgramma De bonte dinsdagavondtrein een act op als de dames Snip en Snap. Het succes was eclatant. Wat een eenmalig optreden zou zijn, werd een veertig jaar lange carrière als komisch duo. Zelfs toen de twee allang waren voorbijgestreefd door Johnny (Kraaijkamp) en Rijk (de Gooijer) bleven ze het toneel op gaan. Tot Snap het zat was. Waardoor Snip ook niets meer te doen had.
De revue, de populaire theatervorm vol zang, dans en sketches die in het naoorlogse Nederland voor volle theaterzalen zorgde, is terug van weggeweest. Sinds een maand zendt omroep MAX de dramaserie Moeder, ik wil bij de revue uit. Met Snip & Snap – Ja, dit is revue! is het genre nu ook weer in het theater te zien.
Snip & Snap is de verdichting van een aardig stukje theatergeschiedenis. Femke Krist dook in het verleden van de twee podiumpersoonlijkheden en schreef een script waarin een ietwat verwarde Willy Walden (Burt Lamaker) vanuit een verzorgingstehuis terugblikt op zijn leven bij de revue. Heden en verleden zijn vaardig verknoopt waardoor er veel momenten zijn om uit te pakken met de sketches en liedjes van weleer, opgevoerd door een legertje bevallige dames in glitterpakjes en een pianist. Dat om deze grappen ooit hard werd gelachen, is nu haast niet meer voor te stellen, maar dankzij de zachte weemoed die de voorstelling kleurt, stoort dat niet.
Vanaf het begin van Snip en Snap was Muijselaar de aangever en Walden de afmaker. Die rolverdeling past ook Lamaker en Stan Limburg. Die laatste duikt als de al lang overleden Muijselaar op in de herinneringen van de stokoude Walden. De twee hebben nog wat uit te vechten en dat conflict vormt de motor van de voorstelling, waarin geleidelijk de contouren zichtbaar worden van een vriendschap die verder reikte dan collegiale kameraadschap.
Lamaker en Limburg spelen de twee vergeten beroemdheden met een prettig lichte toon, soms plotseling scherp en geestig. Documentairetheater is het in de traditie van Ramses (2011) en Kiss me Kate (2012), deze muzikale, historische reconstructie in opdracht van het Amsterdam Kleinkunst Festival. Toch kunnen de makers er met liedregels als ‘Zaterdag dan ga ik in de tobbe’ en ‘Ach Margrietje, de rozen zullen bloeien’ niet omheen dat de revue als theatervorm een achterhaald genre is. Zoals Muijselaar zelf al opmerkt: ‘De tijd gaat door, maar wij gaan voorbij.’
(foto: Peggy de Haan)