De nieuwste voorstelling van de Zuid-Afrikaanse choreograaf Robyn Orlin is een ode aan riskjarijders van Durban. In een kleurig festijn vol dans, muziek, projectiebeelden en kleding doet We Wear Our Wheels With Pride And Slap Your Streets With Color… We Said ‘Bonjour’ To Satan In 1820 de uitbundige Zoel0e-traditie herleven. (meer…)
Ze neemt haar tijd, Liz Aggiss. Kijkend naar dat expressieve gezicht, met de diepliggende, zwartomrande ogen, de scherpe neus en de roodgestifte lippen, de energieke, precieze bewegingen en de vele lagen kleding die ze telkens weer afpelt, vraag je je af: wanneer laat ze nu eens zichzelf zien?
Alles aan haar verschijning en optreden is dik aangezet, op het groteske af. En hoewel ze pelt en pelt, lijken de lagen niet op te raken. Telkens begint ze opnieuw; de kern komt niet gauw in zicht. Het belangrijkste dat ze in Slap and Tickle wil laten zien is dan ook niet haar eigen ik, maar de beeldvorming rond de vrouw en hoe die haar en alle vrouwen beïnvloedt.
De Britse dansmaker Liz Aggiss is nu 65. De afgelopen veertig jaar verwierf ze een heel eigen plek in het Britse dansveld. Vanuit een vroege kennismaking met de in Ausdruckstanz gewortelde lesmethode van Laban vervolgde ze op verschillende plekken in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten haar dansopleiding, om in de punktijd met haar cabaretgroep The Wild Wigglers als voorprogramma van The Stranglers op de bühne te belanden. Ze is emeritus-hoogleraar Visual Performance aan de University of Brighton en ontving voor haar dansfilms en -voorstellingen vele prijzen. Voor Slap and Tickle, waarmee ze nu op Theaterfestival Boulevard staat, ontving ze in 2017 een Total Theatre Award.
Gaat het dan om een totaal hermetisch kunstwerk? Dat niet. Wel heeft Aggiss haar performance strak gestructureerd, met drie helder afgebakende delen die corresponderen met drie stadia in een vrouwenleven: van meisje tot jonge vrouw, de vrouw rond de menopauze, en de oudere vrouw. Daartussen twee intermezzo’s waarin het publiek op feestelijk-kinderlijke wijze wordt geactiveerd, wat de energie in de zaal flink aanwakkert.
De ogen van Aggiss geven steeds commentaar op wat haar lichaam allemaal uitspookt: doet ze een hilarisch slechte buikspreek-act, dan speelt ze met haar blik voluit de gêne uit over zoveel onvermogen om rechtstreeks te zeggen dat ze bang is om alleen achter te blijven. Dus hoewel de werelden op de speelvloer en die waar wij zitten overwegend strak gescheiden blijven door de denkbeeldige vierde wand, doet de performance vele voorstellen om daar doorheen te prikken. Maar echt weg van de vorm beweegt ze pas veel later dan je denkt.
In alle drie de delen zijn muziek en soundscape, kostuums en rekwisieten en beweging en tekst sterk met elkaar vervlochten, wat resulteert in een gelaagd, met betekenis geladen geheel. Een aantal elementen keert als refrein terug in elk van de delen. ‘Oh well, you’ll get over it’, gevolgd door een kordaat en steeds iets schriller ‘Let’s have a party!’ is bijvoorbeeld steevast het antwoord op de ongemakken in elke levensfase.
De multifunctionele iconische kledingstukken – weelderig fladderende verkleedjurken, functionele en bescheiden damesjurken en stoeipakjes in goud en glitter onderstrepen, bevragen en gaan in tegen wat er van de vrouw in die verschillende fasen wordt verwacht. Ze tovert uit haar ondergoed reptielen, pruiken, stofdoeken en nog veel meer verrassingen tevoorschijn.
Intussen vertelt ze een fragmentarische levensloop middels in flarden gesproken tekst, opgenomen tekst uit oude radio- of televisieprogramma’s, muziek en beweging. Zo doet ze een stukje ritmische gymnastiek met twee ringen, gezet op een oubollige instructie om de muziek te volgen, op zoek naar ‘your balls’. Of een extreem laffe schoonmaakscène, ‘I’ll clean it up, with my woman’s touch’, op een opgeruimd Doris Day-deuntje.
Dat het dansidioom zo op Ausdruckstanz leunt, lijkt een commentaar op het vrouwbeeld als vorm van propaganda. Een propaganda die een wereldbeeld ondersteunt waarin het van belang is dat de vrouw in voortdurende verwarring verkeert en zich telkens opnieuw moet verhouden tot een ander lichaam en de andere blik waarmee de omgeving naar dat lichaam kijkt. En zo de kans misloopt zichzelf te kennen of een langetermijndoel te stellen.
Dat is waarom Aggiss steeds een nieuwe scène inzet om hem even snel weer af te breken. Waarom we er niet bij komen, telkens. Het illustreert hoe een vrouw steeds maar een kleine window of opportunity heeft: of je bent nog te klein voor dat elegant gehakte muiltje dat je stiekem van je moeder leent, of je bent er alweer te oud voor. Je voelt je nog maar net vertrouwd genoeg met je lichaam om het te waarderen, of het begint alweer uit te zakken – kun je daar weer mee leren omgaan. En al die tijd wordt van je verwacht dat je je weer snel over al die veranderingen heen zet en mee verandert. Maar wat als je er ook op je 65e nog van houdt om met blote benen en platinablond lang haar te dansen op The Prodigy?
Het is geen wonder dat het cliché van de vrouw als ongrijpbaar wezen zo lang standhoudt. Zie er zelf maar eens grip op te krijgen, zegt Aggiss. Ze toont op een heel eigen, komische, fysiek raak vormgegeven en troostende manier hoe dat zou kunnen.
Foto: Joe Murray