Wie de film Sister Act uit 1992 nog niet kent, krijgt elk jaar wel een paar keer de kans om hem op televisie te zien. De hit met Whoopi Goldberg en Maggie Smith, over een levenslustige zangeres die een in elkaar gedut kerkkoor wakker schudt, werd in 2009 tot musical bewerkt. Die theaterversie van Sister Act moet het vooral hebben van haar koornummers, het visitekaartje van de show.

Leuk weetje: de wereldpremière van Sister Act werd in 2009 geproduceerd door Stage Entertainment, het bedrijf van Joop van den Ende, met Goldberg als coproducent. Waar de film zich afspeelt in de jaren negentig, is de handeling in de theaterbewerking verplaatst naar de jaren zeventig. Deze leuke aanpassing biedt ruimte voor aansprekende jaren ’70-stijlbeelden (denk: wijde pijpen, puntige kragen, bloemenbehang en oranje-groene kleurpaletten) en funky discomuziek.

Los daarvan blijft de musical trouw aan het verhaal van zangeres Deloris van Cartier (April Darby) die op de vlucht voor haar criminele ex-minnaar moet schuilen in een verarmde kerk. Daar blaast ze het kerkkoor met haar charme en enthousiasme nieuw leven in, tot ergernis van Moeder Overste (Sanne Wallis de Vries) die niets van wereldlijke zaken moet hebben.

De ensemblenummers van het nonnenkoor zijn waar Sister Act op drijft. Ze zijn groots, met lekker veel dans en jubelende koortjes, al dan niet in Latijn, en hier en daar een elektronisch orgel ter ondersteuning. Ook de vertaling van Martine Bijl herbergt leuke vondsten (na optredens van de nonnen komt het publiek ‘zingend de kerk uit’). De specifieke concreetheid die Bijl in haar vertaling vond (‘de vlek op de foto / de zoutloze hap / de derdehands auto / de onleuke grap’) brengen aangename herinneringen aan de Nederlandse kleinkunsttraditie naar boven.

De Amerikaanse schrijvers Cheri en Bill Steinkellner laten echter veel steken vallen. Maar liefst een volledig uur van de twee-akter wordt besteed aan expositie. Pas aan het eind van de eerste akte komt de plot op gang en gaat Deloris het nonnenkoor leiden. Moeder Overste vindt het allemaal niks, maar draait aan het eind om als een blad aan een boom. Haar rechtlijnigheid laat zich niet goed verklaren en wordt helaas niet genuanceerd met emotionele diepgang.

De grootste zonde die de schrijvers begaan is dat ze hun hoofdpersoon Deloris een heldere, gemotiveerde ontwikkeling onthouden. Pas tegen het eind van de tweede akte geven twee achtereenvolgende nummers aanzetjes daartoe. In de reprise van ‘Fabulous, Baby’ bezingt Deloris haar motief: ze wil ergens zijn waar ze niet alleen is en ‘waar ze eindelijk met iets van liefde naar me willen kijken’. In een enkele zin wordt zo een groot pijnpunt van de hoofdpersoon onthuld, dat nieuwsgierig maakt maar helaas onuitgewerkt blijft.

In de ballad ‘Sister Act’, die daar direct op aansluit, komt Deloris tot de oplossing: ze hoeft ‘geen theater, geen grote show / geen publiek, geen klatergoud / geen prijzenkast ofzo’, haar zusters zijn genoeg. Tussen deze opeenvolgende liedjes bevindt zich iets wat een boog had kunnen zijn over Deloris’ verlangen naar erkenning en verbinding, en hoe de nonnen haar helpen met zichzelf in het reine te komen.

Opvallend genoeg geven de scriptschrijvers de meest duidelijke ontwikkeling aan het personage zuster Maria Roberta (Maartje Kruitwagen), die wél van een duidelijk punt A (verlegen muurbloempje zonder eigen wil) naar punt B komt (luid en duidelijk een grens aangeven). Bovendien krijgt zij gemarkeerde ankerpunten in liedvorm, met ‘Onbekend Bestaan’ als plaatsvervangende 11 o’clock song, waarin een hoofdpersoon tot inkeer komt. Binnen deze powerballad ondergaat Maria Roberta op volle kracht een innerlijke transformatie, waarvoor Bijl leuke zinscombinaties en binnenrijm vond: ‘Nooit tegen de regels / of tegen de klok / En nooit iets gezegd / waar een ander van schrok / Nooit buiten de poort / Nooit roddels gehoord / Alleen maar het woord van de heer’. De opbouw naar een uitgelaten einde, de vertraging in de muziek, de acteur die solo op het toneel een stap naar voren doet – alle signalen wijzen erop dat dit een belangrijk moment in de voorstelling is. Je vraag je af waarom het dan niet Deloris is die háár omwenteling staat te bezingen.

De schrijvers verdelen meer kostbare tijd onder een aantal bijfiguren die in arbitraire nummers een eigen moment krijgen. Op deze punten is net te voelbaar dat de plot wordt gepauzeerd voor een gezongen uitweiding van de slechterik of de love interest of een beschouwing op het nonnenleven. De disco is best leuk en de mannen maken vocaal indruk, maar een nummer als ‘Want ze blijft mijn meissie’ waarin Deloris’ ex-minnaar Curtis fantaseert hoe hij haar zal vermoorden laat een nare bijsmaak achter. Het geheel wordt niet geholpen door de regie van Bill Buckhurst, die inzet op luidruchtige karikatuur en flauwe slapstick.

Wat Sister Act wel overtuigend doet is flirten met camp in barscènes en droomnummers. Er is innuendo, er is drag, er zijn mannen in veel te strakke jumpsuits. De musical eindigt met – zoals Deloris eerder voorziet: ‘glitter, glamour, homo’s!’ – ondeugende koorknapen, glitterhabijten en regenboogkleuren. Liefde prediken, dat was een mooi thema voor deze musical geweest.

Foto’s: Danny Kaan