‘Als ik nu mijn dansers wegdoe en robots laat dansen, ben ik veel goedkoper uit.’ Zo vertelt choreograaf Ugo Dehaes al schertsend aan zijn publiek. Robots worden nooit moe en moeten niet vergoed worden. En het wordt financieel nog beter als hij zelf robots kweekt in plaats van ze aan te kopen. Maar of ze echt ooit goed kunnen dansen? Het is een fascinerende ontdekkingstocht. (meer…)
Het cliché wil dat de realiteit soms absurder is dan de fictie, en dat geldt zeker voor Thomas Bellincks Simple As ABC #2, waarin hij zijn research rond het ‘migratiemanagement’ aan de Europese grenzen verwerkt tot een musical. Die vormkeuze is niet zonder risico, want het theatrale aandikken van het documentaire materiaal verzwakt de impact van wat in realiteit juist zo schokkend is.
Thomas Bellinck (°1981) is al langer gepreoccupeerd met de asielproblematiek, en met de onhandige houding van de westerse wereld tegenover de nieuwkomers. In 2009 studeerde hij af aan het Brusselse RITCS met Sans-papiers zingen de Brabançonne in de drie landstalen, een interventie met hongerstakende sans-papiers op het Brusselse Muntplein. Tot zijn verbijstering werd hij geselecteerd voor het Theaterfestival. Zijn antwoord op deze randje-cynische nominatie was de speech We waren aan het sterven en toen kregen we een prijs – de grens tussen artistiek engagement en activisme is dun.
Tijdens het Kunstenfestivaldesarts van 2015 toonde Bellinck binnen de voorstelling Infini van scenograaf Jozef Wouters de installatie Simple As ABC #1: een tot in detail nagebouwde kopie van de situation room van het Europese Grens- en Kustwachtagentschap Frontex. Bootjes vol vluchtelingen waren niet meer dan bewegende stippen op een scherm – alsof het een game betrof. Zo denkt het westen dus de brandende verlangens van miljoenen mensen de baas te worden: met de rationele strakheid die sinds de verlichting haar tweede natuur lijkt. Het tuigt gedepolitiseerde systemen op die met spitstechnologie het ‘vraagstuk’ moeten oplossen, of minstens: indammen. Zoals Bellinck halverwege zijn musical toont is dit techno-optimisme niet minder dan een nieuwe religie.
In Simple As ABC #2 bouwt Bellinck verder op zijn documentair onderzoek naar ‘het Agentschap’ – het krijgt geen naam, Bellinck doelt op het hele netwerk van politieke en economische belangen rond Frontex. Dit keer doet hij dat met een volledige voorstelling waarin hij op basis van bijna letterlijk getranscribeerde interviews met betrokkenen de werking van het apparaat blootlegt.
Bellinck kiest exclusief voor de stemmen aan de andere kant van het scherm. Niet de bootvluchtelingen, niet de verhalen van wanhoop, maar het verhaal, of liever het discours, van zij die verscholen onder de grote paraplu van de ‘uitvoerders’ ‘gewoon hun job doen’ en alle politieke verantwoordelijkheid van de hand wijzen. De uitvergroting van dit discours in het eeuwig-opgewekte musicalformat moet het cynisme ervan in de verf zetten.
Simple As ABC #2 valt uiteen in een proloog en een epiloog waarin Bellinck zelf het woord neemt, met daartussenin verschillende gezongen bedrijven. Maar het sterkste gedeelte zit meteen in het eerste kwartier: een door Bellinck en acteur Jeroen Van der Ven gelezen transciptie van een interview waarin Bellinck een ambtenaar bevraagt rond de taal die in de communicatie van ‘het’ Agentschap wordt gebezigd: woorden als ‘datasubject’ en ‘border manager’ suggereren neutraliteit, maar taal schept toch zijn eigen realiteit, aldus Bellinck, met prachtig gespeelde naïviteit: “Why not use the word person?” Pijnlijk is de gestamelde, onmachtige uitleg van de ambtenaar, die geen antwoorden heeft, en aan het eind van het gesprek schoorvoetend toegeeft: “We zouden weleens kunnen vergeten waar we mee bezig zijn.” Dat is een uitspraak waarvan je, alle verdronken kinderen nog aan toe, vierkant op je kop zou gaan staan.
Bovendien roept de korte proloog rond de taal ongemakkelijke herinneringen op aan historisch-onheuglijke tijden waarin de manipulatie van de taal de voorbode was van de uitroeiing van een heel volk. Ging het in dat geval om de ‘verdierlijking’ van de joden (‘kakkerlakken’, ‘parasieten’) dan is de ontmenselijking anno 2017 van een digitale orde: de reductie van een bewegend lichaam tot een geel bolletje op een scherm dat nodig groen gekleurd (‘opgelost’, daar heb je hem) moet raken. In navolging van wat Yuval Harari schrijft in zijn Homo Deus is de mens hier gereduceerd tot een algoritme, een ‘plat’ wezen dat zich groepeert in ‘trends’ die traceerbaar zijn als ‘desireable’ of, in de meeste gevallen, ‘undesireable’.
Ik sta lang stil bij deze introductie omdat ze mee verklaart waarom de rest van de voorstelling, hoewel deskundig verteld, gezongen en gespeeld door acteurs Jeroen Van der Ven, Marjan De Schutter en enkele muzikanten van SPECTRA, nooit meer zo’n indruk maakt. De eerlijke, simpele weergave van dat eerste gesprek is vrij van elke theatraliteit. De lezing is niet ironisch, niet lachwekkend, ze mikt niet op effect, maar het contrast tussen de banale woorden en zinnen van een anonieme ambtenaar en de consequenties van zijn uitspraken zorgen voor de schok van vervreemding waarop Bellinck mikt. In wat verder volgt kiest hij daarvoor echter een omgekeerde strategie.
In de musicalgedeelten blaast Bellinck de gebanaliseerde realiteit opnieuw op met het zingen, dansen en vrolijke gevingerknip van een musical die zich – net zoals in het Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo, zijn museum van het verdwenen Europa (2012) – afspeelt in een nabije toekomst. Het paradoxale effect daarvan is dat de vervreemding wegvalt. De waanzin van het systeem behoeft niet geïroniseerd, het volstaat die te openbaren, zoals in de openingsscène. Door de theatrale vervorming die Bellinck toepast wordt de toeschouwer meegenomen in een gimmick, een kunstig spel – en daardoor wordt Simple As ABC juist minder gevaarlijk.
Wanneer het gaat over de werknemers (die om de haverklap zingen ‘dat ze het beste voorhebben’ of ‘enkel politieke discussies implementeren’) werkt de ironiserende strategie beter, omdat daar niet het gezichtloze systeem maar individuele mensen op hun handelen worden aangesproken. En inderdaad: dat handelen schuurt griezelig dicht aan tegen Hannah Arendts ‘banaliteit van het kwaad’: deze onschuldige mensen met onschuldige kleine taakjes dragen bij aan een abject mechanisme. Tegelijkertijd heeft het ook iets makkelijks om hen op de korrel te nemen – interessanter zou zijn zich af te vragen wat tegenover hun verdedigingsdiscours kan gezet worden.
De epiloog ten slotte vormt de pendant van de proloog, waarbij Bellinck van de documentaire realiteit switcht naar de persoonlijke fictie. Hij verwoordt een scenario, een droom is het eigenlijk, waarin al die ‘platte’ mensen opnieuw lichaam krijgen, een lichaam zoals ook wij er een hebben, en waarbij het gewenste lichaam niet langer wordt onderscheiden van het ongewenste. In die paar zinnen schuilen opnieuw de diepgang en de ontroering die de rest van deze voorstelling tekort komt.
Dank voor deze bespreking. Ik kan nu, na het beluisteren van een intervieuw met Thomas Bellinck (Nooit meer slapen) èn het lezen van het artikel beter bepalen of ik de ‘musical’ wil gaan zien. Vriendelijke groeten, Flynn.