Als kind – Sahand Sahebdivani woonde nog maar net in Nederland – zat hij vaak op de schouders van zijn vader. Niet zozeer omdat hij verwend en lui was, zoals hij tot voor kort dacht, maar vooral omdat zijn vader wilde dat zijn zoon goed om zich heen kon kijken op de plek waar ze na hun vlucht uit Iran beland waren. (meer…)
Maskers. Op welke plek kun je het beter over maskers hebben dan in het theater? En dan liever niet over die lapjes die we sinds de pandemie (zouden moeten) voorbinden. Maar bijvoorbeeld over de maskers die we opzetten om onze ouders te plezieren. Die we dragen om onszelf te helpen ons een beetje als al die anderen te voelen. De maskers waarmee we onze identiteit benadrukken – of liever verhullen.
Met gepaste schwung en geflankeerd door muzikant (en wat voor één) Fuensanta Méndez, openden organisatoren Raphael Rodan en Sahand Sahebdivani woensdag de 14deeditie van het Amsterdam Storytelling Festival. Thema: jawel, maskers dus. In dat kader programmeerde het duo twintig voorstellingen, vier talks, drie workshops en een open masterclass in Podium Mozaïek.
In een prelude op het officiële programma halen woensdag Rodan en Sahebdivani – sinds 2018 creatief directeur van dit vijfdaagse festijn – ook hun eigen façade neer. Zo maakt het publiek kennis met de verlegen jongetjes achter de geslaagde storytellers, die als twee op elkaar ingespeelde stand-upcomedians moeiteloos een lekker verhaal vertellen. Het levert een uitnodigende intro op, met de beweeglijke Rodan die zich de kleine nerd herinnert die hij ooit was, met bril en een dikke pil van Dostojevski onder zijn arm; en de contemplatievere Sahebdivani, die zichzelf nog ziet staan in een Nederlandse bakkerswinkel, waar hij ‘een gesneden bruin’ maar niet over zijn lippen kreeg.
Silaba heet dan de openingsvoorstelling, die bestaat uit drie mooi in elkaar overvloeiende verhalen van recent afgestudeerde performers aan de Mezrab Storytelling School: Erik Sjøholm, Naomi Namutebi, Betal Özay (in regie van Rodan).
Silaba betekent onzichtbaar in het Lugandees, de taal die wordt gesproken in het land waar Naomi Namutebi (Oeganda, 1995) opgroeide. Namutebi is een innemende storyteller, ontroerend wanneer ze de eerste kennismaking – als kind – beschrijft met wat later haar grote liefde zal worden: haar beste vriendin. Onzichtbaar moest die liefde zijn, onzichtbaar moest ze zelf zijn; haar seksuele geaardheid was niet geaccepteerd in Oeganda.
Hoe leef je met het gevoel dat je ieder moment kan worden ontmaskerd? Het is het thema dat mooi door Silaba heen meandert zonder dat het al te letterlijk wordt uitgewerkt. Betal Özay (Turkijke, 1980) vertelt van zijn verborgen drugsverslaving. Özay, voormalig advocaat, is zijn eigen aanklager en verdediger en doorheen zijn levendige performance voel je de wanhoop, de schaamte. De Fin Erik Sjøholm verbindt de drie, met zijn poëtisch-muzikale verhaal over afwijkende schoonheid.
Het is een sterk begin van wat na een sober coronajaar een rijke editie belooft te worden. Veelal Engelstalig, maar ook met mogelijkheid de Nederlandstalige voorstelling De zaak Shell en Niet de vaders (nog eens) te zien. Na Amsterdam reist een aantal door naar Nijmegen, Rotterdam en Den Haag.
Foto: Betal Özay, Raymond van Mil