Voor zijn nieuwe voorstelling bewerkte Steef de Jong samen met tekstschrijver Louis van Beek een operette uit 1908 van Oscar Straus. Ze leggen de nadruk op de kracht van de verbeelding in een dynamisch spel van dubbelrollen. Met op de achtergrond de dreiging van de oorlog hier niet ver vandaan, laat hij zijn spelers een klucht spelen om te ontsnappen aan het naderende gevaar. (meer…)
Je zou ze graag een écht venijnige komedie gunnen, de theatermaaksters en gastactrices van muziektheaterinitiatief Bloody Mary. Een Cloaca, maar dan voor vrouwen. Met Ricky Koole en Lies Visschedijk is het komisch talent volop aanwezig, maar de nieuwe theatertekst Schraap van Marije Gubbels biedt de spelers te weinig kans te excelleren.
In een afgebladderd decor leven drie vrouwen het leven volgens hun eigen strikt ideologische maatstaven. Utopia heet het kraakpand dat ze bewonen toepasselijk. Met getoupeerde haren, gehuld in grote truien en roze beenwarmers proberen Pippa (een energiek redderende Lies Visschedijk), Bonk (Ricky Koole met Dolly Dots-kapsel in een lesbische rol) en Flo (een temerige Ilse Warringa) de wereld zoveel mogelijk te ontzien om haar een beetje beter te maken. Daarom wordt er niet gewerkt (het kapitalisme leidt tot verspilling); daarom wordt eten uit vuilnisbakken gevist en zijn op de koelkast demonstratief de woorden ‘we love bio’ te lezen. Op de grond, tussen zijn instrumenten, zit nog de aangewaaide jongen Moon (Daniël Hamburger, tevens componist), die ‘spanningen omzet in muziek’; spirituele mantra’s vertaald naar pop, klassiek, jazz.
Maar de heilige principes van de woongroep zijn niet houdbaar. Bonk blijkt wel degelijk geld te verdienen met haar vrijwilligersbaantje in de schuldsanering (oké, incassobureau, bekent ze schoorvoetend). Flo is best bereid van dat geld een nieuwe laptop te krijgen. Alleen Pippa blijft hameren op de grondbeginselen van hun ‘democratisch collectief’. Met de komst van Bonks broer (Rop Verheijen als even zalvende als geslepen mannelijke intrigant) wordt de boel op de spits gedreven en dondert het kaartenhuis van groene idealen in elkaar: als het erop aan komt kiest iedereen voor zichzelf.
Het probleem van Schraap is dat het uitgangspunt te weinig om het lijf heeft om een voorstelling van anderhalf uur te vullen. Eén grap over een door slakken kaalgevreten moestuin is leuk, drie niet meer. De fanatieke zweverigheid van het vrouwencollectief slaat om in meligheid. Waar de theatermaaksters in hun succesproductie Waarom vloog je van ons heen in je jetplane? (2006) hun muzikale kwaliteiten uitbundig benutten, is het aantal (in Sanskriet (!) gezongen) liedjes in Schraap beperkt. Jammer – juist die momenten van mooie én geestige samenzang tillen het flauwe verhaal naar een ander plan.
(foto: Kamerich&Budwilowitz)