Disco, The Bee Gees, wijde broekspijpen en felgekleurde spotlights – Saturday Night Fever bundelt alle aanstekelijke muziek, zang en dans van de jaren zeventig en vertaalt de bekende gelijknamige film op spektakelachtige wijze naar het toneel.

Het is een musicalproductie zoals we die kennen van De Graaf & Cornelissen Entertainment. Naar het script van Robert Stigwood en Bill Oakes zetten regisseur Martin Michel, vertaler Florus van Rooijen en choreografe Chiara Re een Nederlandstalige versie op de planken, compleet met vertaalde liedteksten van bekende popnummers en begeleid door een live orkest (onder leiding van Mark Kuypers).

De sfeer zit er dan ook goed in, want van ‘Stayin’ Alive’ tot aan ‘Disco Inferno’, de muziek en de vibe zijn aanstekelijk. Ook het verhaal is te herkennen van de film uit 1977: de negentienjarige Tony Manero (Buddy Vedder) zit het niet mee. Hij worstelt met zijn baan in een verfwinkel, met zijn ouders, zijn broer, vrienden en relaties. Alleen in het weekend, op de dansvloer van de discotheek, voelt hij zich vrij en onbezorgd. Wanneer hij Stephanie (Esmée Dekker) ziet dansen, weet hij zeker dat zij samen de danswedstrijd van de club kunnen winnen, en dat het prijzengeld zijn ticket naar een beter bestaan is.

Uit alles blijkt dat Tony het gevoel heeft vast te zitten in zijn situatie: hij wordt omsloten door muren, spiegels, lichten, anderen. Zijn ouders hebben verwachtingen en dreigen met huiselijk geweld, zijn baantje levert weinig op, zelfs Stephanie lijkt op hem neer te kijken. Vedder zet Tony neer als hooggespannen, met luide stem en alsmaar oplopende frustratie, die zich continu ontpopt in nieuwe choreografieën, wat tegenspeler Dekker dan weer veel ruimte geeft om tegen te kleuren. Wel voelt het soms jammer dat we deze hoofdpersonages het grootste deel van de tijd in gekibbel en snauwerig geflirt zien met elkaar: een andere modus had net wat meer diepgang kunnen bieden.

Desalniettemin geeft Saturday Night Fever een kijkje in de binnenwereld van een groep personen die niet weten waar ze naartoe kunnen groeien. Personage DJ Monty (Barry Beijer) maakt in het begin een knipoog naar het nu: kansenongelijkheid, crisis en hopeloosheid, what else is new?

Het verhaal laat hier en daar een gekke nasmaak achter. Saturday Night Fever meet zich ook op andere vlakken aan de tijd van toen. Zo slaat de machteloosheid van Tony en zijn vrienden om naar regelrecht racisme, homofobie en seksisme. Vooral dat laatste is opvallend: vrijwel elk mannelijk personage heeft iets grofs en neerbuigends te zeggen over de vrouwelijke karakters op de bühne, en het blijft niet bij woorden. Het is in lijn met de film en de tijdsgeest van toen, en het zijn plotlijnen die uiteindelijk ook kort ingelost worden, maar ze vormen zo’n sterke ondertoon in het verhaal en zijn zo prominent aanwezig, dat het de pret een beetje drukt.

De dans en zang zijn ondertussen uitbundig en uitmuntend. De cast is op de toppen van hun kunnen, zowel in ensemblevorm als solo. Geen noot wordt gemist, geen beweging verkeerd. De opzwepende muziek en de precieze maar swingende choreografie vullen elkaar naadloos aan. Op zaterdagavond stoom afblazen op de dansvloer, benoemt het programmaboek, en zo voelt het ook.

De scenografie is de kers op de taart. Decorontwerper Marjolein Ettema en lichtontwerper Niek Vos creëren een hypnotiserende wereld van neonbuizen, spiegels, reflecties, discoballen en scherpe spotlights. Met een handvol accenten worden de discotheek, een koffiezaak of de Brooklyn Bridge neergezet. In de stillere scènes wordt Tony omringd door een zestal enorme, metershoge draaiende spiegels. Iets over ijdelheid, maar ook iets over identiteit en introspectie.

Al met al weet Saturday Night Fever alle aspecten van de jaren zeventig tot leven te brengen en een hoge dosis energie de bühne en de zaal in te pompen.

Foto’s: Roy Beusker