In de lichtvoetige collagevoorstelling Ik vind het nu al kut dat het voorbij is onderzoeken Lilou Dekker en Leon Brill – twee spelers uit de ‘Generatie Droomshow’ – hun hang naar nostalgie, in een theatrale ‘ruimtetijdreis’ vol herkenning, spoilers en comfortabele herhaling. Vertrekpunt: ‘Waarom missen we Henny Huisman?’ (meer…)
In volle ernst een openingsmonoloog voordragen, die na drie zinnen eigenlijk een songtekst van André Hazes jr. blijkt te zijn. Zo beginnen Leon Brill en Lilou Dekker Samenkomst in positieve sfeer. ‘Leef, alsof het je laatste dag is. Leef, alsof de morgen niet bestaat.’ Het zet de toon voor een luchtig filosofische voorstelling waarin feest wordt beschouwd voor wat het is: leeg en oppervlakkig, maar daarom juist zo lekker.
De titel van de voorstelling verwijst naar de definitie van ‘feest’ op Wikipedia. Brill en Dekker lijken ‘feest’ vooral te definiëren als een avond in roes, vol vrienden, muziek, dansen, tongzoenen, drank en drugs. Maar ook de werkborrels en kerstvieringen komen voorbij. Steeds schetsen Brill, Dekker en regisseur Randa Peters prachtige, komische beelden van de clichés op die feestjes. Een hoogtepunt is een monoloog van Brill, die vertelt over een treurige kantoorverjaardag en de schaamte die hij voelt als hij in een opwelling heeft bedacht tompoucen uit te delen aan zijn collega’s omdat niemand zijn verjaardag erkent.
Als kapstok om te filosoferen over feest spelen Dekker en Brill de verjaardag van Lilou. Leon is de gast die een cadeau meebrengt waar je niet op zit te wachten, Lilou de gastvrouw die alleen rekening houdt met haar eigen wensen, ze is immers jarig. Het feest kent alle stadia van een lange avond vol drank, muziek en hormonen. Van energiek en aangeschoten naar vermoeid en dronken, van inkakken naar bijpakken en uiteindelijk de melancholische zonsopgang bij de fietstocht naar huis.
Netjes halen Brill en Dekker na iedere paar scènes de hoofdvraag van de voorstelling aan: is het moreel toegestaan, of zelfs noodzakelijk, om je verantwoordelijkheden af en toe volledig aan de kant te zetten? Ze belichten deze vraag steeds vanuit een andere hoek en durven soms even de diepte in te gaan, om snel weer naar het oppervlak te komen met grappige, supersynchrone dansjes die nog het meest doen denken aan de beroemde ‘routine’-scène uit Friends.
Nooit wordt er expliciet gesproken over corona of ‘dat het nu weer kan’. Toch is het sluiten (en weer openen) van de samenleving innig verbonden met deze voorstelling. Dekker en Brill spreken steeds over feesten alsof het een herinnering is, een gevoel dat ze proberen te grijpen maar net buiten bereik ligt. Samenkomst in positieve sfeer is dus letterlijk een feest van herkenning, een aaneenknoping van clichés die we ineens zijn gaan missen en waarderen. Stichting Moskou speelt slim in op gevoelens van nostalgie en FOMO. Daarin worden ze bijgestaan door de passende locatie, een café dat nog ruikt naar bier van de vorige avond.
Dekker en Brill zijn sterke performers. Ze laten ook de treurige en lelijke kanten zien van een feest, vol gedwongen conventies, te veel drank en gasten die maar niet naar huis willen. Feest is immers ook vaak een opvulling van een leegte of een wegrennen van problemen. Toch is Samenkomst in positieve sfeer echt een ode aan feest, een omarming van al die gebreken. Hoewel de irritaties herkenbaar zijn, slagen Dekker en Brill erin om je enorm te doen verlangen naar feesten tot je niet meer kunt. Echt leuk hoeft het niet eens te zijn, volgens Brill, zolang het maar samen is. Na zo lang binnen zitten kun je niet anders dan hem gelijk geven.