Op de derde avond van Summer Dance Forever lopen de emoties hoog op. Het Franse vrouwenwerk S.T.U.C.K  leunt op Waacking stijl en het Britse Traplord mengt met veel theatraal geweld rap, dans, stand-up en spoken word in een voorstelling die de mentale mannelijke gezondheid aan de kaak stelt.

Voor haar debuut S.T.U.C.K. castte het internationale waacking-icoon Mounia Nassangar uit Parijs vijf heel verschillende vrouwen. Tijdens de prelude van haar voorstelling zitten we in de kapperszaak, waar één van de danseressen kaalgeschoren wordt met de tondeuse. Dan vangt de voorstelling met een harde beat aan. De kale danseres gooit haar hoofd achterover richting publiek en zet haar lichaam ettelijke seconden vast in een onmogelijke houding. Dan gaan de dames los.

Poses, afgemeten passen, spins en vooral emotioneel beladen gebaren van armen en handen, bepalen het choreografisch vocabulaire. Uitblinker Suzanne Degennaro beheerst elke spier van haar lichaam en etaleert de opgekropte spanning – de burn-out waar S.T.U.C.K. aan refereert, in een sterk fysiek, mimisch duet van actie en reactie.

Soms staan de vrouwen licht provocerend op een rij pal voor het publiek. Op andere momenten verspreiden ze zich door de ruimte en zien we alleen hun silhouetten. Dat spel met de contouren van hun lichamen wordt versterkt als ze zo nu en dan achter verlichte schermen (scenografie en licht Xavier Lescat) bewegen en een schaduwspel ontstaat.

Maar hoe goed de skills van de vijf ook zijn, de boodschap blijft eenduidig. De performers dansen vooral de frustratie uit hun lijf. Serena Freira (imponerend groot van postuur en tevens kapster) playbackt het lied ‘I Just Wanna Tell’ van Waajeed, gebaseerd op een speech van pastor HB Charles JR, waarin vrij letterlijk het thema veiligheid wordt bevraagd. Alleen als ze dansen zijn de vijf echt in hun element. Zo onderschrijft het slot van S.T.U.C.K. de nood aan expressie. Dat is een gegeven waar het enthousiaste publiek van Summer Dance Forever zich uiteraard helemaal in kan vinden.

Onrustig licht en een sirene
Nog meer beladen is Traplord van Ivan Michael Blackstock. Dat begint met het onrustige licht van een grote zaklamp en het geluid van een sirene. Het spel met licht houdt een poos aan, tot we de contouren van de performer waarnemen: een zwarte versie van Bugs Bunny. Vervolgens verschijnt met veel poeha een groep zwartgeklede mannen. Op de beat maken ze een reeks poses en rappen ze een lied.

Traplord is een vrij eclectisch werk, dat met een bom aan lichteffecten (ontwerp Simisola Majekodunmi) en maskers de benarde positie van de zwarte man aankaart. Met harde stand-up grappen richting publiek draait de voorstelling de zwarte en witte rollen om. The perfect man (lees: de witte man) is hier een hypermobiele danser die klem zit in zijn verdraaide ledematen en lijdt.

Blackstocks taal is in your face, op het irritante af. Wat gevoeliger is de spoken word bijdrage van Magero. Al begint deze met veel gemimede geweerschoten, geleidelijk maken we kennis met een man, tevens vader, die zich met zijn beladen emoties geen raad weet. Zo wordt langzaam de ziel blootgelegd van een man die vastzit in patronen.

In een mooie mimescène zien we hoe Bugs Bunny, Ivan Michael Blackstock zelf, zich ontdoet van zijn masker en en zich ook geen houding weet. Pijnlijk is de reactie uit het publiek als hij stereotype gayposes aanneemt voor de spiegel. Nee, die optie is duidelijk nog een brug te ver. Het is ook het gevaar van de clichés waar de voorstelling zich voortdurend van bedient.

Voor wie van nuance houdt, is het vaak even doorbijten tijdens Traplord. Maar het jonge publiek ging behoorlijk uit zijn dak en kreeg nog een participatieve rol. Alle zaklampen van de mobieltjes in de zaal mochten tot slot even schijnen en dat zag er prachtig uit, als een hoopgevende sterrenhemel.

Foto Traplord: Belinda Lowley