Rachida, de hoofdpersoon van Rwina, is een balsturig meisje. Zoals actrice Hajar Fargan haar speelt, zit zij vooral stil en boos te kijken, praten wil ze liever niet. Fargan is heel overtuigend als het meisje dat één dag uit de gevangenis mag om op haar oude school te vertellen wat het is om jaren lang opgesloten te zijn en non-stop door mensen en camera’s bekeken te worden. Ik zou me kunnen voorstellen dat veel van de leerlingen voor wie ze dit stuk speelt denken dat het allemaal echt gebeurd is.

In een heel simpel, maar effectief decor – wat metalen buizen en twee zwart-wit monitoren (vormgeving: Vasilis Apostolas) – geeft Mark Kraan haar goed weerwerk als Jovan. Hij is een kersverse, goedwillende maar ietwat gladde RIO, ‘re-integratie-officier’, die bij wijze van ‘pilot’, Rwina mag begeleiden en ondervragen in de klas. In de hoop dat zij daardoor meer inzicht krijgt in zichzelf en straks beter in staat is een andere kant op te gaan.

De Toneelmakerij heeft een grote naam hoog te houden met allerlei soorten toneel voor jongeren, waaronder ook kleinschalige voorstellingen in de klas. Wereldberoemd werd in 1993 Mirad, een jongen uit Bosnië van Ad de Bont, een uiterst eenvoudig maar aangrijpend stuk over vluchtelingen. In Engeland werd het gespeeld door niemand minder dan filmacteur Jeremy Irons. Mirad was nog het product van een van de twee voorlopers van de Toneelmakerij, Theatergroep Wederzijds, en Ad de Bont is een schrijf-genie, maar mij valt op dat de Toneelmakerij na diens afscheid voortdurend in staat is geweest goede schrijvers te vinden die mooie en zinvolle stukken maken. In het geval van Rwina is dat de jonge schrijfster Elly Scheele.

Samen met regisseur Abdel Daoudi ontwierp zij een eenvoudige, maar heftige situatie. Begeleider Jovan doet zijn best Rachida in aanwezigheid van een hele schoolklas aan het spreken te krijgen. Van hem mag zij, zegt hij, over alles praten wat zij belangrijk vindt. Al wil hij toch vooral telkens weer dat zij vertelt over de gewelddaad die zij op deze school heeft gepleegd, wat zij veel te moeilijk vindt. Af en toe keert de situatie om en schreeuwt Jovan tegen Rachida of zomaar in het wilde weg. Soms komen ze met z’n tweeën – opzettelijk? – dicht bij de gevaarlijke situatie waar Rachida niet over wil vertellen.

Begeleider Jovan loopt vast in zijn idealisme. Hij wil voor al zijn cliënten bereikbaar zijn, daardoor gaat zijn mobieltje op elk ogenblik af. Maar als het er op aan komt, neemt hij niet op, wat fatale gevolgen kan hebben.

Rachida erkent wel dat haar spontane geweldsdaad niet had mogen plaatsvinden, maar vraagt ook aandacht voor het stille geweld van wegkijken, negeren en pesten dat haar als meisje met een Marokkaanse achtergrond voortdurend overkomt. Ook door iemand in wie zij vertrouwen had en waar zij zich in wanhoop tegen heeft gekeerd.

Ik weet eigenlijk niet precies wat de bedoeling is van dit stuk. De Toneelmakerij zelf heeft het over de begrippen ‘dader’ en ‘slachtoffer’ en of de scheidslijn daartussen wel altijd zo duidelijk is. Dat vraagt om begrip voor gewelddadige meisjes en jongens, zoals Rachida. Maar ik stel me voor dat ze ook willen laten zien waar dat geweld toe leidt. Dan heb je meer begrip voor Jovan en zijn goedbedoelde pogingen haar en andere leerlingen uit de criminaliteit te houden.

In elk geval is er genoeg om te kunnen herkennen en meevoelen en hadden mijn kleindochter Lotus en ik veel om over na te denken en na te praten. Dat zal in de klas zeker ook zo zijn.

Foto: Jan Hoek