Een smal metalen laddertje dat over katrollen loopt, waardoor het in een lus blijft doorlopen, met daaronder, op de grond, een berg stoffige lappen in groen- en grijstinten. Zo minimaal is het toneelbeeld dat Django Walon ontwierp voor ROTOR#3 – Sisyphus Machine. Twee spelers, Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade, beklimmen om beurten de ladder, hun bewegingen monotoon en geconcentreerd. (meer…)
Een van de eerste premières op kunstenfestival Tweetakt, dat gisteren officieel is begonnen, is voorbehouden aan het Utrechtse talentontwikkelingshuis DOX. Wat gebeurt er als je – in een wereld waarin iedereen altijd dezelfde patronen volgt – besluit stil te staan?
Rushing Faces is een route die dwars door de stad loopt. Vanuit het festivalplein in hartje centrum loopt het publiek in drie kwartier naar de periferie van de binnenstad. Op koptelefoons horen we de stadsgeluiden onder een minimalistische soundtrack. Dat versterkt het pulserende ritme van de stad, de hartslag van de binnenstad, die altijd – ook zonder koptelefoon trouwens – te horen of te voelen is.
Eerst worden in een aantal heldere choreografieën de onwrikbare routines van het stadsleven getoond. Op de Ganzenmarkt zien we de hangjongeren, die in alsmaar wisselende samenstellingen steeds dezelfde groep vertegenwoordigen. In de tunnel richting de werf zien we hoe de jongeren zich samen ophouden, wentelend in uniformiteit.
Spannend wordt het verderop op de Stadhoudersbrug. In verschillende patronen lopen de jongeren over de straat, kruisen het nietsvermoedende, winkelende zaterdagmiddagpubliek en mengen zich soms met hen. Totdat een van hen plots weigert deel uit te maken van de vaste structuur. Stilstand als verzet tegen dat alsmaar doordeinende ritme. Wat nu?
De groep stuift uiteen, sluit hem weer in, probeert hem te dwingen zijn kop weer in het maaiveld te steken maar laat hem dan vervolgens achter, alleen. Als je niet meegaat met de massa, niet opgaat in de groep, dan gaat die onverbiddelijk verder zonder jou.
Wat volgt is een aantal variaties op dit thema. Ook op de oude Vismarkt komt een meisje in verzet tegen de groep: zij wordt letterlijk verdrukt door de rest. Even verderop, op de Zadelstraat, wordt een weigeraar meedogenloos omvergelopen.
Doordat de voorstelling, en daarmee ook het publiek, zich in de openbare ruimte begeeft, gaat het werk onontkoombaar de dialoog aan met de mensen die zich daar toevallig begeven. Langzaam doordringt het besef dat je als publiek – dat braaf volgend met koptelefoons de winkelstraten doorkruist – in de ogen van die toevallige passanten natuurlijk net zo goed een uniforme massa vormt. Terwijl wij de groep DOX’ers bekijken, voelen wij ons op onze beurt ook voortdurend bekeken. Dat geeft de voorstelling een spannende dubbeling.
Dat wordt pijnlijk invoelbaar als we letterlijk in een lange sliert over de performers – die hulpeloos alleen op de trappen liggen – heen moeten stappen. De toeschouwer wordt zo op slimme wijze medeplichtig: liever blijven we bij de groep dan dat we ons ontfermen over iemand die hulpeloos achterblijft. Zo wordt het publiek expliciet gedwongen in de rol van de onnadenkende massa waar de voorstelling zich gaandeweg tegen afzet, terwijl onze eigen veroordeling echoot in de blikken van de toevallige omstanders op straat.
Rushing Faces toont zo in een aantal relatief eenvoudige, maar veelzeggende theatrale choreografieën hoe het individu en de groep zich tot elkaar verhouden. Ondanks dat het geen heel spannende inzichten oplevert en de thematiek soms wat al te hapklaar wordt opgediend, levert het een aangename exploratie op naar de bewegingsruimte van het individu binnen de massa. Tegelijkertijd is het een ode aan stilstand.
In de mooie slotscène lijkt de groep dan eindelijk begrepen te hebben dat de eigen autonomie meer waard is dan het volgzaam opgaan in een groep – waarna ze vervolgens, geheel volgens de wetten van de ironie, massaal alleen verder gaan, en zo toch weer allemaal hetzelfde zijn.
Foto: Sjoerd Derine