Duizend rode draden / als warme lenteregens, drenkten de grond / achter je ogen en toen werd je meegenomen / zo is het gegaan, zachter dan dit kan ik niet.’ Een man gedenkt op het toneel zijn geliefde, die aan een hersenbloeding is overleden. Samen met ons, zijn publiek, twee muzikanten en een paar eenvoudige toneelattributen, zoals een tafeltje en een kledingrek.

Rozige maanvissen van Sytse Jansma is een bijzondere voorstelling, die zijn première beleefde tijdens festival Explore the North in Leeuwarden. Hij heet naar Jansma’s nieuwste dichtbundel, tevens zijn eerste in het Nederlands – tot dusver publiceerde hij in het Fries, al is hij een geboren en getogen Harlinger, een stad waar ze weinig op hebben met de Friese taal. De tekst bestaat uit alle gedichten uit die bundel, een gloedvol eerbetoon aan zijn vriendin, die acht jaar geleden stierf, en aan de liefde en het leven dat hij met haar deelde. Jansma draagt ze allemaal voor, in de volgorde waarin ze ook in de bundel staan.

Toch is Rozige maanvissen geen rechttoe-rechtaan poëzievoordracht. Honderd procent theater is het evenmin: Jansma schakelde weliswaar een regisseur in (Fabian Jansen), maar zelf is hij geen acteur, en hij draagt zijn eigen gedichten voor, die ook nog gaan over werkelijkheid die ooit tastbaar was, de vrouw met wie hij samenleefde:

… jij keek
met mijn ogen en ik met die van jou
tot we samen één teugelloos achtbenig wezen waren

Die ambiguïteit geeft Rozige maanvissen als live performance een spannende tinteling. Ik betrapte mezelf erop dat ik me af en toe afvroeg naar wat ik nou precies zat te kijken. Deze niet-Fries moest meteen denken aan Ferdinand Domela Nieuwenhuis, aan een oude traditie van retorisch begaafde, en gepassioneerd met hun gelovigen begane dominees, die ik, terecht of ten onrechte, vooral met Friesland en de Friezen associeer.

Jansma doet denken aan zo’n meeslepend prediker, door zijn krachtige voordracht, met door een rollende r geciseleerde articulatie, en de kloeke taal van zijn poëzie. Rozige maanvissen gaat over de dood, maar de tekst, en Jansma’s dictie, barsten van het leven. Zelden heb ik iemand zo energiek zien rouwen – ook dat maakt deze voorstelling bijzonder. Bundel en performance doorlopen alle fasen van dat rouwproces. ‘Meteen na haar overlijden begon ik te schrijven’, vertelde Jansma na afloop. ‘Maar eerst waren dat weetjes, herinneringen, gedachten. Dagboekteksten, eigenlijk. Pas jaren later kwamen de gedichten.’

Eerst weigert hij te accepteren dat zij er niet meer is. Ze moet terugkomen, en vlug wat:

het is wel mooi geweest zo, sta maar op
nu het nog kan, alles ligt nog precies zoals
je het hebt achtergelaten, je mobiele telefoon
nog op de hoek van de kast, je boek open
en omgekeerd op de leuning van je bank

In het tweede deel probeert hij de fysieke herinnering aan haar levend te houden, die kennelijk al begint te tanen:

zodra zij haar blozende lijf voor me openvouwt, trekt er
in mijn hoofd een rozige mist omhoog, ontwaar ik
mijn diepste zelf, een voor de slacht bewaarde stier
die alsmaar stampend en snuivend op haar afstormt

Met die stier neemt hij zichzelf ook liefdevol op de korrel. Rozige maanvissen is flamboyant, nooit larmoyant. Vanaf het derde deel, post genaamd, begint de berusting. Overal om zich heen ziet hij haar nog, maar al die objecten zingen zich geleidelijk van haar los:

de gieter op het dakterras
is niet meer de gieter
de kruiden die je water gaf
zijn niet meer de kruiden

De closure komt in het vierde deel, hiernamaalsvariaties:

dit limburg, waar ijstijden nog als bulldozers
in de heuvels ronken …
… hier ergens
moet ze zijn, ademloos …

Tijdens zijn performance wordt Jansma begeleid door wonderschone muziek, gecomponeerd en gespeeld door Sietske Trinks, op vier verschillende saxofoons, en Johannes Terpstra, op een reusachtige Japanse trom en een even enorme marimba, waaraan hij peilloos diepe warme klanken ontlokt.

Je komt sowieso helemaal doorwarmd en verkwikt deze voorstelling uit, dankbaar dat deze supervitale, poëtische verwerking van het onvermijdelijk verlies van een liefste met je is gedeeld.

Foto’s: Afke Manshanden