In het indrukwekkende en gulle liedjesprogramma Ellen ten Damme en route voeren Ellen ten Damme en haar muzikale troupe het Rotterdamse Paradepubliek mee naar verre streken zuidwaarts. Ellen ten Damme vertrekt vanuit het haar inmiddels vertrouwde Parijs, maar peddelt al snel in een bootje de zee over. Daar tovert ze nog nét geen slang uit een rieten mand – al scheelt het niet veel – maar verandert ze het houten podiumpje wel in een heuse fata morgana. De brandende woestijnzon kregen we er dit weekend gratis bij. (meer…)
Wanneer Marie, bij het zien van haar vrijwel geheel ontklede man die hongerig de ingewanden van een paard opschrokt, in de slotakte uitroept: ‘Dat kan niet. Dat kan niet. Dat hoort niet’ en Gloria daar tegenover stelt ‘Maar hij is een mens’, is de centrale vraag van het stuk in woorden gevat. Twee tot over hun oren beschaafde mensen raken verstrikt in een wereld die zij ervaren als wildernis. In het gras naast de snelweg, ergens in de provincie, proberen zij krampachtig stand te houden terwijl het verval aan alle kanten inzet.
Het is een mooi gegeven dat deze voorstelling drijft. Route Nationale is onderdeel van de serie De Nieuwkomers van Orkater, een concept waarbinnen het gezelschap jonge professionele makers de kans biedt om een eigen muziektheatervoorstelling te maken. Regisseur Eva Tijken en dramaturg Floor Houwink ten Cate kozen met de apocalyptische file een geschikte eigentijdse systeemfout als strijdtoneel.
Met het personage Gloria als aanvoerster vertegenwoordigen de muzikanten de onbeschaafde wereld; het lyrische, instinctieve en fysieke. Componist Christiaan Verbeek en zijn medemuzikant Lucas Dols zorgen voor een prachtig passend muzikaal kader. De ritmes van de wildernis syncoperen, en wanneer de onbeschaafden de overhand hebben glijden de strijkstokken genoegzaam over cello, contrabas en klankschaal. Op hun gemakkelijke schoenen bewegen zij vrij door de ruimte: een snelwegschutting met een strook gras.
Daar tegenover staan de twee hoogbeschaafden, Marie en Jacques (Sanne Vanderbruggen en Vincent Croiset). In zwarte Nouvelle Vague-outfits inclusief coltrui, op ongemakkelijk hoge schoenen en met recht afgeknipte pruiken in wit en zwart verschansen zij zich op het grasveldje. De schouders hoog, de blikken strak. Hun ritme is de metronoom. Raken zij in verval, dan vallen de neergaande tonen droef en eenzaam uit de piano.
Qua speelstijl is er ook een strijd tussen de twee kampen gaande; het naturel van Gloria, dat even makkelijk omslaat van een ontspannen spottend lachje in een lied vol emotie, staat tegenover het haast onnatuurlijk strakke en stramme van Marie en Jacques. Tijdens het spreken – meer een soort declameren – kijken zij recht voor zich uit. Hun lichamen lijken van ijzer of rubber; wanneer Jacques Marie omverduwt staat ze ogenblikkelijk weer rechtop op die hoge schoenen. En nog eens. En nog eens. Wanneer de twee toegeven aan hun ‘grote zin’ glijden ze als twee standbeelden voor elkaar langs. De strakke scheidslijnen worden op alle fronten benadrukt: de pruiken, de weggeschminkte gezichten, de uniformen.
De twee werelden kunnen niet anders dan botsen, maar de strakke verdeling die consequent wordt gehandhaafd verhindert dat de personages de strijd echt met elkaar aangaan. Dat is jammer voor de dynamiek van de voorstelling omdat de kijker smacht naar een confrontatie, een scène waarin het ene kamp het andere werkelijk uit de tent weet te lokken. Maar die komt niet, het verglijdt allemaal heel langzaam. De onsympathieke kanten van de personages botsen nergens echt met elkaar. Jacques geeft af op de bewoners van de provincie en glijdt daarbij richting discriminatie. Gloria had een kind maar heeft het verwaarloosd. Marie blijkt over alles te liegen. In potentie kan het leiden tot een clash op het toneel en is het bijna grappig in zijn absurditeit, maar in de uitwerking komt het niet genoeg tot leven.
Foto: Ben van Duin