In de studio van Podium Mozaïek zit een jonge vrouw op een bankje. Ze moet naar kamer 168, waar haar beste vriendin aan het bevallen is. Onderweg naar de kamer, de gele pijlen volgend, ondergaat ze een identiteitscrisis. Zit ze met haar 25 jaar in een quarter-life crisis? Jamie Huisman en Céline Vermeulen brengen met Room 168 een fijn relativerende voorstelling over de sociale druk die op de schouders van midtwintigers rust.

Hoewel het fenomeen al in de jaren zestig van de vorige eeuw voor het eerst werd beschreven, is de aandacht voor de zogenoemde quarter-life crisis de afgelopen jaren flink toegenomen. Het fenomeen beschrijft de ongerustheid en benauwdheid over de richting en kwaliteit van iemands leven, die steeds vaker voorkomt bij twintigers en dertigers. De opkomst van sociale media, waar de succesvolle en bijzondere momenten uit ieders leven gretig gedeeld worden, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de toename van deze crises. Weet ik wel wat ik met mijn leven wil doen? Heb ik wel alles gezien en gelezen wat ik zou moeten? Ben ik wel op reis geweest naar de plekken die ik gezien zou moeten hebben? Heb ik wel de juiste opleiding en baan gekozen?

In Room 168 onderzoeken Jamie Huisman (regie) en Céline Vermeulen (spel) hoe het is om in de quarter-life crisis te zitten. Vermeulen is een ontwapenende performer, die een goede balans weet te vinden tussen zelfspot en oprechte onrust. Wanneer ze een aantal kinderen in een hoek van een wachtkamer ziet spelen, wil ze niets liever dan ernaast gaan zitten en er zelf een kleurboek bij pakken. Wanneer het besef indaalt dat kinderen haar als volwassene om hulp vragen, stelt ze half verbouwereerd dat zij voor hulp altijd op zoek gaat naar meer volwassen volwassenen. Het zijn dit soort momenten waarop Huisman en Vermeulen sterk invoelbaar maken wat de steeds groter wordende (en eerder beginnende) prestatiedruk met jongeren doet: we willen niet zo snel opgroeien als de samenleving van ons verlangt. We willen ons jong blijven voelen, onbezorgd door het leven gaan en nog jaren met LEGO blijven spelen in plaats van de belasting doen.

De zelfspot en relativering van deze problemen zorgt ervoor dat de voorstelling de kritiek op de hevigheid van de problemen voor blijft. Hoe erg is het om te twijfelen over de carrièrekeuze wanneer er ook kinderen van een jaar of zeven zijn met kanker? Het existentiële besef dat het leven eindig is, dat we allemaal afstevenen op de dood en dat de leuke dingen in het leven dit vaak alleen maar dichterbij brengen kan flink hard binnenkomen, maar de andere kant van de medaille is dat dit ook juist een reden is om nog meer te genieten van wat je wél doet en ziet. Room 168 brengt deze boodschappen op een luchtige manier, waardoor het nergens moralistisch of prekerig wordt. Hoewel de voorstelling wat aan de veilige kant blijft en de kans mist om de onderliggende oorzaken ervan te onderzoeken, geeft Room 168 een interessant inzicht in het leven van een jonge vrouw die haar quarter-life crisis te boven komt.

Foto: Sjoerd Derine