‘Hoe kun je leven als je niet weet wie je ouders zijn?’ Met deze retorische vraag begint en eindigt José Montoya – eerder ook bekend als Jozef Klaassen – zijn autobiografische solovoorstelling. Een duidelijk antwoord op de vraag komt er niet. (meer…)
Als roofkunst kon spreken, wat zou het ons vertellen over haar oorsprong? In Roof laten schrijver Maxine Palit de Jongh en regisseur Ada Ozdogan een gestolen museumstuk tot leven komen. Een magisch-realistische voorstelling over ontworteling en bevrijding van conditionering.
De voorstelling begint bij ontblote publieksvoeten in de foyer, wanneer ons bij het scannen van de kaarten wordt verzocht de schoenen uit te trekken. Een gebaar dat enerzijds de suggestie wekt alsof we op het punt staan deel uit te maken van een ritueel of een heilige ruimte gaan betreden en anderzijds voelt als thuiskomen. Een spanningsveld wat gedurende de voorstelling prominent aanwezig blijft en wellicht is Roof allebei: een (theatraal) ritueel voor het vinden van thuis. Een terugkeer.
Het dagelijkse verweven met het bovennatuurlijke is kenmerkend voor de magisch-realistische schrijfstijl van Maxine Palit de Jongh. Ook in Roof schetst ze in zelfreflectieve monologen, sudderende dialogen en met beeldende poëzie een intieme relatie tussen een geroofd museumstuk en een curator. Het museumstuk, Werkmetstem, is een bruin en zwierig ‘object’ dat speels wordt belichaamd door actrice Bo Bojoh.
Sunny (Tara Hetharia) is een ogenschijnlijk succesvolle curator die een tentoonstelling voorbereidt over koloniaal erfgoed. Achter haar façade schuilt echter een onzekere jonge vrouw die eigenlijk net zo vervreemd is van haar wortels als Werkmetstem. De relatie tussen beide personages verschuift van kennen naar herkennen, waarin verbinding en verwantschap centraal komen te staan.
De Jongh weet met haar tekst een goede balans te creëren tussen zwaarte en een gevatte luchtigheid, zoals wanneer Werkmetstem een sneer uithaalt naar de curator en haar staat van assimilatie: ‘Jij draagt zeker een masker, maar dat ligt hier niet opgeslagen.’ Werkmetstem is een personage – of object – dat zich niet zomaar passief laat objectiveren: Ze weet heel goed wat ze zelf nodig heeft en verzet zich tegen de conditionering die haar is opgelegd vanuit het museum. Uiteindelijk weet ze zich hieruit te bevrijden, waarmee ze Sunny ook bevrijdt.
Het spiegelmotief lijkt dan ook een groot thema in de voorstelling te zijn, waar de naam Werkmetstem wellicht een voorbode van is. Werkmetstem fungeert als een spiegel voor Sunny die zich ook de afstand tot haar eigen wortels realiseert. Beide personages vertonen gelijkenissen en zijn afhankelijk van elkaar voor nieuwe inzichten over zichzelf. Dit komt tot uiting in de kleinste details, zoals soortgelijke motieven in beide kostuums en het ondergaan van dezelfde soort ervaringen. Zo kan Werkmetstem niet ademen in de ruimte waarin temperatuur en luchtdruk artificieel gecontroleerd worden en heeft Sunny zichzelf geleerd onhoorbaar te ademen in de stilte-cultuur waarin ze is opgegroeid en waardoor ze is geconditioneerd. Sunny ondergaat gedurende het stuk een proces van dekolonisatie, waarbij eigenaarschap over objecten of zichzelf in de vorm van zelfmaakbaarheid transformeert naar overgave en verbinding. Een vereenzelviging met verschillende stemmen, tijden en gevoelens.
Regisseur Ada Ozdogan en de creatieve ontwerpers slagen er goed in om dit concept om te toveren naar stilistische keuzes waarin het niets is wat het lijkt principe gereflecteerd wordt. Het blauwe textiel dat de muren omlijst, maakt van de ruimte een tijdcapsule waarin wordt gereisd naar het ontstaan van Werkmetstem, naar de hallucinerende visioenen van Sunny en naar andere realiteiten. Of misschien is de ruimte een metafoor voor de oneindigheid van het lichaam zelf: ‘Ik vind het bijzonder dat onze lichamen blauw kunnen worden. Blauw in de natuur betekent gevaar, later leer ik dat blauw een kostbaar pigment was.’ Het blauw dat zich in de voorstelling mengt met andere kleuren: met rood, oranje en kleurloos, contemplatief donker. Onheilspellende soundscapes, vervormde stemmen en moderne lichtinstallaties zijn de sciencefiction-vingers die af en toe schwung geven aan deze draaitol der voorouderlijke oneindigheid.
Roof betekent het wegnemen met geweld wat een ander toebehoort, maar het betekent ook de korst van een wond. Deze Roof is zeker de balsem voor de heling van beide.
Foto: Isabelle van Putten