Presentator Ivo de Wijs laat in zijn openingsgedicht ‘Kabukiza in Tokio’ rijmen op ‘Cultuurkoepel in Heiloo’, want in die laatste zaal gebeurt drie avonden lang iets waar de programmering van het mooiste theater in de hoofdstad van Japan, het Scala in Milaan en het Amsterdamse Carré (ook al rijmt het mooi op Drs. P) niet tegenop kunnen (meer…)
Het is altijd een onvermijdelijke vraag bij oudere muzikanten die zoetjesaan hun pensioen naderen: hoe lang gaan ze nog door met optreden? Hebben ze genoeg te melden voor een reünie met bandleden van vroeger? Dromen ze van een comeback? En kunnen ze zonder de kick van het optreden? Regisseur Marcel Goedhart volgde in de ontwapenende NPO2-documentaire Tot de laatste snik (2022) deze worsteling van vijf Nederlandse pophelden. Theatermaker Servaes Nelissen pakt het dilemma in Rock me Baby op geheel eigen, ironische wijze aan. Met lijzige humor, poppenspel in alle maten en soorten en natuurlijk een paar ronkende rocknummers.
Daarvoor weet hij zich verzekerd van een stel ervaren theatermuzikanten (lees: oud-Orkatermannen) op het podium: bassist Kees van der Vooren, gitarist Vincent van Warmerdam en drummer Viktor Griffioen. Zij vertolken leden van de (zogenaamde) nederpopgroep The Promise uit IJmuiden, die volgens de overlevering in de jaren zeventig in Duitsland en Polen een paar hitjes scoorde.
Frontzanger en toetsenist Shag van Eijck (Nelissen zelf) probeert nieuw leven in de band te blazen, hiertoe aangezet door zijn vriendin Janice Walski (Debbie Korper), een Poolse videokunstenares, die vast besloten is haar artistieke talent te bewijzen door een psychedelische videoclip voor The Promise te maken. De in zwart doom-latex gestoken Poolse is zich al te buiten gegaan aan gigantische creaties van papiermaché, zoals een oor en een baby, geïnspireerd door hits als Can you hear me en Rock me Baby. Haar prille zwangerschap vormt ook een extra energiebron. De belofte van het vaderschap maakt in de grijzende Shag (in wit shirt met #DAD erop) jeugdige energie los. Maar haalt ook oud zeer naar boven, bijvoorbeeld over de exploitatie van persoonlijk leed in het lied Christine, gemaakt na de dood van het negenjarige dochtertje van gitarist Blow.
Dat alle vruchteloze pogingen een clip op te nemen zullen stranden, voel je al vanaf het begin aankomen. Daarvoor spelen zich in de geluidsdichte keet waarin bandleden zich af en toe moedeloos terugtrekken, te veel controverses af. Charlie, huiskraai van Janice, pikt ook al ogen uit. Jammer genoeg zijn veel aanzetjes tot dramatische wendingen in de tekst en regie van Nelissen mager uitgewerkt, zoals de vermeende hersenschade van invaldrummer Roel (Griffioen). Ook de rol van Korper, bedoeld als vrouwelijke stoorzender en vast geïnspireerd op een van de beroemde rocklegendes met geliefden als splijtzwam in een band, pakt niet de hele voorstelling soepel uit. Haar Oost-Europese accent is net niet gevat genoeg. En een nagespeelde talkshowscène over een Auschwitz-bezoek, waarin haar ego als kunstenares opspeelt, is een beetje een pijnlijke Fremdkörper.
Zo zijn er meer scènes die in beginsel beloftevol zijn, maar als rafeltjes aan Rock me Baby en bijbehorende Promise-reünie blijven hangen. Ook het poppenspel wordt er soms met de haren bijgesleept. Neemt niet weg dat die bandleden in prachtig gelijkende miniaturen zijn nagemaakt en als hilarische marionetten het podiumbeest mogen uithangen. De handgemaakte roadmovie bij het lied Carwash levert ook potentieel beeld op voor een animerende clip.
Grappig is bovendien dat de groep het publiek aanspreekt als fans van het eerste uur en vrijwillige figuranten voor hun podiumambities. Wanneer uiteindelijk toch Twist and Shout van The Beatles wordt gecoverd, gloort de potentie van een comeback op bijvoorbeeld Theaterfestival De Parade deze zomer. Wellicht kunnen de oude rockers daar nog vlammen met hun gedroomde Rock me Baby Tour, mits ingekort, strak getrokken en met spannender geïntegreerd poppenspel.
Foto: Bowie Verschuuren