Pas helemaal aan het slot van de opera voel je een sprankje ontroering, als koningin Elizabeth I diep terneergeslagen de troon opgeeft en haar neef James benoemt tot opvolger. We hebben dan al een twee uur durende reeks wanhoopsaria’s achter de rug, die weliswaar door Donizetti hoogst dramatisch zijn getoonzet, maar geen moment weten te raken. Dat komt enerzijds door de voorspelbare opbouw van zijn muziek, maar anderzijds door het problematische libretto van Salvadore Cammarano.

Cammarano schotelt ons een ingewikkelde geschiedenis voor waarin Elizabeth I een relatie heeft met Roberto Devereux, die het ondertussen houdt met Sara, de echtgenote van de Hertog van Nottingham, zijn beste en trouwste vriend. In principe stof voor een meeslepend liefdesdrama, maar de door Cammarano gekozen insteek staat identificatie en empathie in de weg.

Het verhaal begint op het moment dat Devereux terugkeert van het slagveld en aangeklaagd wordt wegens hoogverraad. Elizabeth zaagt hem echter vooral door over mogelijke rivales, zijn politieke verraad wil ze hem vergeven. Dat het tweetal een vlammende liefdesrelatie zou onderhouden wordt geen moment invoelbaar gemaakt. Devereux moet niks van haar avances hebben en vreest enkel dat ze zijn verhouding met Sara zal ontdekken. Een relatie die evenmin uit de verf komt.

Van de vier hoofdpersonen is Nottingham de enige die als karakter overtuigt. Hij is de rots in de branding voor zowel Elizabeth, Devereux als Sara, maar moet ontdekken dat zijn trouw door allen schromelijk wordt beschaamd. Hij is bereid zijn leven te geven om Devereux vrij te pleiten, houdt zielsveel van zijn vrouw en staat Elizabeth immer met raad en daad terzijde. Maar wanneer hij de ontrouw van zijn dierbaren opmerkt en Sara ervan weerhoudt het leven van Devereux te redden, laat ook Elizabeth hem rücksichtslos vallen: ‘Zo’n verachtelijke daad verdient geen genade!’

Roberto Devereux is de derde en laatste opera van Donizetti rond Elizabeth I, onder wier 45-jarige bewind Groot-Brittannië ongekende voorspoed kende en uitgroeide tot een wereldmacht. Zij was een uitgesproken krachtige vrouw en een geslepen politicus, die ongehuwd bleef om haar macht niet te hoeven delen. Cammarano presenteert haar echter als een geestelijk wrak, een meelijwekkende figuur die zich met alles wat ze heeft vastklampt aan een ontrouwe minnaar.

Natuurlijk, op het moment dat de 30 jaar jongere Devereux in haar leven kwam, was haar macht al aan het tanen, maar dat ze zich zo zou laten verblinden door jaloezie dat ze alle mededogen met anderen verliest is ongeloofwaardig. Sowieso nam Cammarano een loopje met de feiten, want Elizabeth bleef tot haar dood in 1603 de Britse monarch. Devereux werd al twee jaar eerder onthoofd en had geen affaire met de hertogin van Nottingham, die niet Sara maar Catherine heette.

De productie vormt het slot van een door Jetske Mijnssen geregisseerde trilogie van de Elizabeth-opera’s van Donizetti. Aangezien ik de eerste twee niet heb gezien, kan ik geen vergelijking maken met haar huidige aanpak. Die helpt het inlevingsvermogen bepaald niet, de enscenering is van een geestdodende oubolligheid, de spruitjeslucht walmt je tegemoet.

Een groot deel van de opera speelt zich af in de slaapvertrekken van Elizabeth, een krappe ruimte met hoge lambriseringen, die associaties oproept met een interieur uit de 19e eeuw. Sara en Elizabeth zijn gekleed in avondjurken en worden omringd door diensters in zwarte japons met witte kraagjes en wit gezoomde mouwtjes.

Het tweede bedrijf opent sterk, met de hovelingen zittend in carré rond het podium en Elizabeth op een bankje in het midden, wachtend op het vonnis van het parlement. Als Elizabeth zich daarna opricht in haar strenge zwarte mantelpak, doemen onmiddellijk onuitwisbare beelden op van onze eigen Koningin Wilhelmina. Sara draagt een truttige rok met vestje, twee meisjes in jaren ’50 jurkjes aan haar voeten. De mannen zijn gekleed in rok of pak.

Donizetti zet in zijn muziek veel punten en uitroeptekens, wat leidt tot applaus na zo’n beetje elke scène, maar op den duur vermoeiend werkt. Overdaad schaadt!, zou je hem toe willen roepen. De terugkerende gebroken akkoorden, felle dissonante accenten, aanzwellende climaxen, volkse dansjes en zoetgevooisde melodieën van hoorns, fluiten en hobo’s zijn verwant aan de stijl van Verdi, maar Donizetti creëert aanzienlijk minder afwisseling.

Mooi is wel hoe hij in de aria’s en duetten het orkest soms laat zwijgen, zodat de zangers hun veeleisende partijen moeiteloos over het voetlicht kunnen brengen. Met name Elizabeth heeft een zware rol, zij is bijna van begin tot eind op het toneel. De Oezbeekse sopraan Barno Ismatullaeva zingt loepzuiver, maar haar krachtige stem klinkt in de hoogte wat schel en schreeuwerig. Gelukkig groeit ze gaandeweg in haar rol en weet ze ons uiteindelijk enigszins te raken.

De Amerikaanse mezzosopraan Angela Bower overtuigt als Sara met een warme, volle klank, maar heeft een wat stevig vibrato. Nottingham wordt gezongen door de Rus Nikolai Zemlianskikh, die met zijn tenorale bas-bariton indrukwekkend gestalte geeft aan de bedrogen echtgenoot en vriend. De Spaanse tenor Ismael Jordi steekt hier als Devereux bleekjes bij af, hij zingt vaak een fractie onder de beoogde toonhoogte. Desondanks weet hij, net als Ismatullaeva, in zijn slotaria toch iets van emotie over te dragen.

Het Nederlands Kamerorkest laat in de ouverture enkele ritmische steekjes vallen, maar speelt gloedvol het korte citaat uit God Save the Queen. Dit keert helaas verderop in de opera nergens terug. Ook jammer dat de hoorns, die een belangrijke rol spelen, vaak ongelijk inzetten en soms zelfs kecksen. Verder niets dan lof voor de Italiaanse dirigent Enrique Mazzola, die de musici al snel in het gareel krijgt en mee laat ademen met de zangers. En niet te vergeten met het zoals altijd uitstekend zingende koor van DNO.

Foto’s: Ben van Duin