Rabih Mroué en Lina Majdalanie draaien er niet omheen tijdens hun lecture-performance Sunny Sunday op Spring Festival. Ook zij zijn enorm verbaasd en in verwarring over de gebeurtenissen die op 8 mei 2016 plaatsvonden in een klein stadje in Polen. (meer…)
De stapel cassettebandjes en de ouderwetse bandrecorder op de tafel doen onmiddellijk aan Krapp denken, het treurige personage uit Becketts Krapps last tape. In de voorstelling Riding on a cloud probeert Yasser Mroué zijn gebroken herinneringen terug te halen, net zoals Becketts Krapp zijn onopvallende leven in geluidsdagboeken probeert vast te leggen en ze terugluistert om er een betekenis uit te destilleren.
Yasser Mroué is de broer van de Libanese theatermaker Rabih Mroué. In de burgeroorlog van de jaren ’80 werd hij door een sluipschutter in het hoofd geschoten. Hij raakte aan zijn rechterkant verlamd en kampt nog steeds met afasie en het merkwaardige onvermogen om zaken en mensen op foto en film te herkennen.
Toen de dokter hem adviseerde een videocamera te kopen om zijn vermogen om beelden te herkennen te trainen, begon Yasser filmpjes te maken. Filmpjes die stuk voor stuk pogingen zijn om greep te krijgen op kapotgeschoten herinneringen en een weigerend taalvermogen. Flarden jeugdherinneringen komen voorbij, maar ook psychologische oefeningen om zijn beeldvermogen te trainen, fysieke oefeningen voor zijn gehavende hand, een ongelukkige poging om piano te spelen of een terugkeer naar de straat waar hij werd neergeschoten.
Rabih Mroué is als theatermaker altijd al geïnteresseerd in theater als live-representatie en als plek waar fictie en realiteit door elkaar lopen. Het verhaal van zijn broer past daar dan ook naadloos in. Yasser kan, door zijn moeizame spraakvermogen, slechts live zijn verhaal doen via van te voren opgenomen tapes en dvd’s. Maar dat zijn dan weer representaties waar zijn gehavende hersens niet zo veel mee kunnen en waarin hij zichzelf niet herkent. Terwijl Yasser aan een tafeltje de ene na de andere tape start en zijn dvd’s in de speler schuift, dringt zich steeds pregnanter de vraag op waar zich dan de echte Yasser bevindt: in de live theatersituatie, in de door broer Rabih geselecteerde video’s en tapes of ergens in de wisselwerking tussen die twee? En tegelijkertijd is de toeschouwer net als Yasser afhankelijk van wat er op de dvd’s staat om te reconstrueren wat er met hem is gebeurd.
Dat slimme en intrigerende spelletje met fictie en realiteit blijft lange tijd vrij afstandelijk. Hoewel Yasser live op het toneel aanwezig is, zitten we toch vooral naar bandjes te luisteren en naar video te kijken, waardoor het lastig is om een band op te bouwen met die lijfelijk aanwezige persoon die door die geluiden en beelden wordt gerepresenteerd. Maar als Rabih het podium op komt om samen met zijn broer een liedje op gitaar te spelen – Rabih slaat de snaren aan, Yasser speelt met zijn werkende hand de akkoorden – wordt de voorstelling ineens direct en persoonlijk. Het vat in een slim en ontroerend beeld samen wat we al een uur lang hebben kunnen zien: Yasser heeft Rabih nodig om zijn verhaal te vertellen en Rabih Yasser om theater te kunnen maken. Dan maakt het verder ook niets meer uit dat dat liedje net zo onvolmaakt klinkt als Yassers gebroken geheugen werkt.
(foto: Houssam Mcheimech)