In Return of the King beschrijft meesterverteller Sadettin Kırmızıyüz hoe zijn vader na vijftig jaar in Nederland terugkeert naar zijn vaderland. Schakelend tussen heden en verleden, tussen baba, Prins Teveel en een aantal ongenode gasten maakt hij een epische reis, zijn vader achterna, van Turkije naar Nederland. En weer terug.

Als altijd in zijn werk gaat het in de voorstelling om zijn persoonlijke ‘struggle for life’. Eerder maakte hij samen met regisseur -en mede tekstschrijver Casper Vandeputte de succesvoorstellingen Somedaymyprincewill.com (2012) en Citizen K. (2019). In zijn werk gaat het altijd over zijn verhouding tot Turkije, het land van zijn ouders, over de complexiteit van het laveren tussen twee culturen, over de generatiekloof die hele families uiteenrijt. Doorgaans sterk autobiografische voorstellingen waarin hij elke keer weer vanuit een ander perspectief grote maatschappelijke thema’s als biculturaliteit, identiteit en migratie belicht.

Als jongetje van veertien belandde zijn vader aan de lopende band in het koude Nederland, waar hij vijftig jaar woonde en werkte. Zijn kinderen voedde hij op met strenge hand: wees bescheiden, werk hard, pas je aan. De kleine Sadettin moest naar de ‘beste’, dus de meest witte school in Zutphen. Hoe kan het dan, vraagt diezelfde Sadettin zich nu af, dat de man die wilde dat zijn kinderen foutloos Nederlands zouden schrijven, dat ze zorgvuldiger zouden formuleren dan wie dan ook, dat ze meer Nederlands zouden zijn dan de autochtone Nederlanders, dat uitgerekend hij meteen na zijn pensioen terug wil naar Turkije, het land van hazelnoten en ansjovis. Hoe kan het dat hij liever terugkeert naar het land van herkomst, het land dat hij al zo lang geleden is ontvlucht? Om er te gaan leven als een koning, de ‘return of the king’? In de voorstelling probeert hij een antwoord te geven op die vraag.

Drie ontwortelde bomen met kale takken vormen een treffende illustratie (decor: Sacha Zwiers) van het thema van biculturaliteit, van ontworteling en onthechtheid. Tussen de bomen in staat een kleine verhoging, aan de zijkanten afgezet met vangrails, een soort podium voor de verteller, dat ook geregeld als auto dient. Een van de verhaallijnen wordt namelijk gevormd door de autoreis van zijn vader terug naar Turkije. Naast hem zit zijn zoon die de drie dagen die de reis duurt wil gebruiken om eindelijk eens tijd te hebben voor diepgaande gesprekken, om erachter te komen wat zijn vader nu eigenlijk zoekt, ver weg van zijn (klein) kinderen in Nederland.

Van diepgaande gesprekken komt niks terecht wanneer zijn gastvrije vader al snel een lifter oppikt. Het levert een hilarische scène op van de gefrustreerde Sadettin, verbannen op de achterbank tussen de koelbox, de meloenen en de koffiekan. Intussen wordt een fraai beeld geschetst van zijn vader, zonder die gesprekken maar juist tussen neus en lippen door. Als vierde passagier duikt uiteindelijk een soort Gandalf op – overigens niet de enige verwijzing naar The Lord of the Rings –, een mysterieuze verschijning die ook Sadettin heet, maar dan correct uitgesproken, zoals het in het Turks klinkt: Saa-dettun. Het is een soort alter-ego van de schrijver-verteller, een ideaal personage zoals zijn vader misschien wel zou hebben gewild dat hij geworden zou zijn. Sadettin betekent niet voor niks ‘Geluk van het Geloof’ en deze Saa-dettun kan alles: auto’s repareren, de goede richting wijzen, schnitzels uit de lucht toveren en natuurlijk op tijd zijn fraaie gebedskleedje uitvouwen.

Tussendoor wordt het sprookje van Prins Teveel verteld: ‘Er was eens…’. Het is, zo wordt al snel duidelijk, het verhaal van zijn vader die een weinig gelukkige jeugd heeft en al jong belandt in het Nederland dat dan nog een ‘multicultureel Hof van Eden’ wordt genoemd. Prins Teveel is op de wereld gezet om te werken: ‘te boenen, te hakken en te slijpen’. Hij blijkt met zijn veertien jaar volgens de wet nog te jong om aan de lopende band te staan en even, heel even, voelt hij een glimp van frisse lucht en vrijheid. Maar hij is bang, te bang om alleen die vreemde wereld te ontdekken en hij verschanst zich tussen de stapelbedden, luisterend naar Turkse muziek. De stem van de Nachtegaal die altijd maar weer dezelfde heimwee-liederen zingt en dezelfde emoties oproept: huilen en heimwee, heimwee en huilen. ‘Jij maakt altijd van die zielige voorstellingen’, vindt zijn vader.

Een derde verhaallijn wordt gevormd door het commentaar van de verteller zelf, inzoomend en dan weer uitzoomend, zichzelf altijd relativerend. Mooi hoe hij probeert betekenis te geven aan het leven van die man, zijn vader, die zich toch niet voor niks vijftig jaar uit de naad heeft gewerkt in het inmiddels xenofobe Nederland. ‘Niets blijft er van over. Nog niet eens een rotonde-kunstwerk heeft het opgeleverd!’ Tegelijkertijd maakt hij van het persoonlijke verhaal van zijn familie het verhaal van miljoenen migranten over de hele wereld, een universeel verhaal van heimwee en huilen, maar ook van doorzettingsvermogen en trots. Kırmızıyüz is een begenadigd verteller die opnieuw met veel humor en zelfspot een verhaal vertelt dat heel klein is en tegelijk heel groot.

Foto’s: Bart Grietens