De beelden doen geregeld denken aan de enscenering van Stravinky’s Sacre du Printemps door Sasha Waltz. Waarschijnlijk zou Stravinsky het geweldig gevonden hebben als choreografen een verband zouden hebben gelegd tussen zijn oeuvre en een werk van één van zijn favoriete componisten. Verdi’s hyperromantiek behoorde tot zijn favoriete muziek om de zoals hij het noemde economische muzikale kracht. (meer…)
Een metershoge vogelvrouw is neergestreken op de hoek van het podium, haar vogelman staat aan de overkant. In het midden drie ronddraaiende dames van zekere leeftijd die één coiffure delen: de carrousel van de vergankelijkheid. Requiem van Nanine Linning opent met een expositie van levende sculpturen waar het publiek tussendoor mag lopen. Geen zwarte dodenmis in haar paradijs, maar een in wit gestoken viering van het leven.
Oog in oog staan we met fabelachtige creaturen die ontsproten aan het brein van Les Deux Garçons, het kunstenaarsduo waarmee Linning samenwerkte. De Griekse mythologie en Dantes Divina Commedia vormden zij fantasievol om. De Schepper is er ook. Zij bewaakt hier samen met hellehond Cerberus niet de poort van de onderwereld maar het aquarium waarin levende zielen worden geboren.
Na de pauze zien we ze terug, geflankeerd door een koor, een orkest zit in de bak. Het theater in Osnabrück heeft het allemaal in huis en Linning, die daar sinds 2009 het dansgezelschap leidt, bracht alle performers in deze voorstelling bij elkaar en voegde daar bovendien elf dansstudenten van de Theaterschool in Amsterdam aan toe. We horen het Requiem van Gabriel Fauré, in wiens muziek de dood niet gitzwart is maar een vreugdevolle bevrijding. We zien een zeermeermin en –man (de sopraan Marie-Christine Haase en de bariton Marco Vassali) die niet alleen op betoverende wijze de liefde bezingen maar hun geschubde onderlijven voortdurend kriskras over de dansvloer manoeuvreren.
Zo springen we visueel en akoestisch door de tijd, van de Griekse oudheid via zeventiende en negentiende-eeuwse klanken tot en met de hedendaagse elektronische compositie van Michiel Jansen. Deze ontleedde Fauré tot op het bot en stapelde de klanken opnieuw op om er de vrijheid in te laten doorklinken die de motor vormt van Linnings persoonlijke paradijs.
Linning voert de dans weer terug naar de opera, waar zij zich eeuwen geleden uit bevrijdde. Dat is de indruk die ontstaat in het deel waarin de dans vastzit aan de zang en daarmee aan de betekenis van de tekst. Dansers en zangers komen telkens tot stilstand in rijkgevulde tableaus vivants. Maar zodra Jansens klanken de ruimte vullen en deze zich voor de dansers opent, spreekt de dans. Dan stroomt de energie en ervaren we de directe zeggingskracht van lichamen in beweging.
Aan het eind van Requiem zijn we terug bij het begin: filmbeelden tonen een lichaam dat rondzwemt in het water. De tijd die we tussen onze geboorte en dood samen doorbrengen, waarbij we het leven in al zijn volheid omarmen. Linning heeft het goede voorbeeld gegeven. De zaal zat tot de nok toe vol, het applaus was ovationeel.
(foto: Kalle Kuikkaniemi)