De beelden doen geregeld denken aan de enscenering van Stravinky’s Sacre du Printemps door Sasha Waltz. Waarschijnlijk zou Stravinsky het geweldig gevonden hebben als choreografen een verband zouden hebben gelegd tussen zijn oeuvre en een werk van één van zijn favoriete componisten. Verdi’s hyperromantiek behoorde tot zijn favoriete muziek om de zoals hij het noemde economische muzikale kracht. (meer…)
Het nieuwe programma van Het Nationale Ballet is volledig gewijd aan het werk van ‘artistic associate’ David Dawson. Een mooie keuze en dat is niet de enige die Requiem een sterk tweeluik maakt. Dawson werkte voor beide choreografieën samen met scenograaf Eno Henze en betrekt ervaren danscomponisten Szymon Brzóska en Gavin Bryars waardoor bijzondere werelden worden opgeroepen.
Citizen Nowhere ging in 2017 al in première, maar verdient zeker een groot publiek. Danser Edo Wijnen bevindt zich op het grote toneel tussen twee schermen die in een V naar achteren lopen. Het universum zit vol letters en cijfers die bubbelen als belletjes onder water, zweven en kantelen in wisselende dimensies om loodrecht op de toeschouwer af te komen of een duizelingwekkende sterrenhemel vormen. Dat wordt weer doorsneden door de door Altin Kaftira metershoge gefilmde danseres Sasha Mukhamedov. Onbereikbaar in de realiteit, maar niet minder aanwezig daardoor.
Le Petit Prince van schrijver Antoine de Saint-Exupery vormt een uitgangspunt van Citizen Nowhere, waarmee de van oorsprong Britse Dawon ook naar zijn eigen onzekere positie in Europa na de Brexit verwijst. Hij schept een beeld van de nietigheid van de mens in de wereld door Edo Wijnen alleen op het grote toneel van het Muziektheater te laten dansen terwijl de videobeelden hoog boven hem uit torenen.
Het contrast is groot met het volle en oneindige universum tijdens het Requiem. Aan het begin daarvan staan drie dansers met de rug naar het publiek alsof zij de wereld overzien waarin de toeschouwer meegenomen wordt.
Het Requiem van Dawson is geen afscheidsmis, de dood betekent voor hem geen definitief afscheid. De choreograaf ziet het als een overgang naar een eeuwig leven. Dawson geeft daarmee een andere lading dan in kerkelijke missen gebruikelijk is, met toch een goddelijke verwijzing. Drie is het terugkerend aantal met dansers Sasha Mukhamedov, James Stout en Joseph Massarelli als leidend trio. Bijna twintig dansers zijn er in totaal, dat is al een flinke massa op de vloer, maar door de spiegelwanden aan weerszijden van het toneel lijken het er soms veel meer.
De achterwand van dit decor van Eno Henze bestaat uit doffe, donkere en langwerpige gegroefde elementen die op ongelijke diepte een muur vormen. Gedurende de voorstelling verplaatst het licht (ontwerp Bert Dalhuysen) zich daar langzaam voor langs en valt het op de dansers, allen in donkere en daardoor bijna niet van kleur te onderscheiden eenvormige academiques gestoken. Het resultaat is als van een oude meester waarin een karig, maar helder lichtgebruik accenten en diepte geeft.
De muziek van Gavin Bryars, de componist die voor verschillende grootheden in de dans componeerde zoals William Forsythe en Lucinda Childs, is al genoeg reden om naar deze productie te gaan. En die verwachtingen worden ook ingelost. Onder leiding van de immer bezielde Matthew Rowe staan Het Balletorkest en Koor van de Nationale Opera (onder leiding van Ching-Lien Wu) en solisten in de orkestbak. Ook hier zijn duidelijke contrasten aanwezig in de gekozen instrumenten en tussen zangpartijen van zware mannenstemmen en hoge, ijlere stemmen, aards en hemels tegelijk. Dat maakt een gelaagde en gloedvolle compositie die een constante voor de dans vormt.
Tussen de uitersten van duisternis en licht, in zowel toneelbeeld als muziek, ligt een spanningsveld dat gevuld is met leven en energie. De choreografie van David Dawson is geconstrueerd uit complexe, afwisselende en snel in elkaar overlopende patronen.
Dawson ziet dans als de taal van engelen. Dansers nemen zowel de grond als de lucht in beslag. Danseressen worden gedragen, gelift, glijden om een torso heen, steunen op een schouder terwijl verschillende formaties op de vloer verder trekken. Dit Requiem bevat weinig rustpunten, maar ademt transformatie. Als de dansers om beurten aan de zijkanten van het toneel zitten, richten zij hun blikken ook op de eindeloze weerkaatsing die door de spiegels voor en achter hen in werking wordt gezet.
Het vocabulaire van Dawson is virtuoos. Poses worden soms tot het uiterste doorgevoerd, getuige ook de overstrekte armen of vooruit gestoken torso’s. Bijna verontrustend is de scène waarin een danseres in spagaat diagonaal over het toneel wordt getrokken door twee dansers. Niet dat Dawson de tijd geeft om daar al te lang bij stil te staan.
Met het nieuwe Requiem heeft het Nationale Ballet een sterk programma staan met een enorme rijkdom aan ideeën in de dans en de muziek. Een programma om minstens nog een keer te zien.
Foto: Hans Gerritsen