Het knarst, piept en kraakt, het bliksemt en dondert, het raast en het giert. Tussen de donderslagen door zien we de actrice telkens in andere poses: vertwijfeld naar het plafond reikend, gevloerd, hysterisch lachend, angstig op de deur wijzend. (meer…)
In hun gezamenlijke debuutvoorstelling transformeren zelfverklaarde royalty watchers Florian Myjer en Yela de Koning het koningschap tot een avant-gardistisch podium. Het sterke uitgangspunt komt echter niet helemaal tot zijn recht in het materiaal dat de makers ons voorschotelen.
Florian Myjer, de abdicerende koning, kan terugkijken op een productieve loopbaan. In zijn 33 jaar op de troon heeft hij met ontregelende performances ‘echte maatschappelijke verandering’ bewerkstelligd, op uiteenlopende gebieden als klimaatverandering, mensenrechten en discriminatie. De kroon op zijn werk (pun not intended) is het gekozen koningschap, en dat is meteen ook de reden voor zijn aftreden: volksverkiezingen hebben een nieuwe koning aangewezen die al in de coulissen te wachten staat.
Politiek leiderschap in de vorm van avant-gardistische kunst: het is een prikkelend uitgangspunt. In de openingsscènes weten Myjer en De Koning zowel de draak te steken met de ijdelheid van het idee dat je met kunst de wereld zou kunnen veranderen, als boeiende vragen te stellen over de rol die vervreemding en abstractie zouden kunnen spelen in de uitoefening van het koningsambt. Myjer stelt, terecht, dat het koningschap (en daarmee politiek leiderschap in het algemeen) een performance is, die effect heeft op hoe we tegen de werkelijkheid aankijken. Is het dan niet eenvoudigweg noblesse oblige om het volk met die performance een morele schop onder zijn collectieve hol te geven?
Dat blijkt echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het grote probleem van Regina Rex is dat Myjers koning een slechte kunstenaar is. De performances die we van hem te zien krijgen zijn eendimensionaal, kitscherig en ijdel. Omdat de context van ieder werk van tevoren duidelijk wordt gemaakt, wordt de eenduidigheid van de artistieke daden alleen maar erger en blijft er niets te raden over. Zo krijgt de gemakkelijke satire op het egocentrisme en morele superioriteitsgevoel van de kunstenaar de overhand, en dat is verreweg de minst interessante insteek die de makers hadden kunnen kiezen.
Naar het einde van het stuk volgen nog wel twee prachtscènes die Regina Rex wat meer verdieping geven. Na de uiteindelijke inhuldiging van de nieuwe koning (gespeeld door de 8-jarige Stan Leder) beklaagt De Koning als de gewezen Prinses der Nederlanden zich over het feit dat zij niet als eerste gekozen koningin de troon mag bestijgen, een monoloog die onder andere het onverholen seksisme in de strijd tussen Hillary Clinton en Donald Trump in herinnering brengt. En door Leder een op klassiek ballet geïnspireerde inhuldigingsperformance te laten opvoeren zetten Myjer en De Koning scherp de ontregeling van avant-gardisme tegenover de schoonheid van klassiek vakmanschap. De vraag die daarmee nog het meest blijft hangen is: is ideologische zuiverheid de weg naar een betere wereld, ook al heeft dat (net als avant-gardistische kunst) een polariserende werking? Of moeten we ons heil zoeken in pogingen tot verbinding, ook al bevestigen die (net als conservatieve kunst) vaak de status quo?
De Koning en Myjer verschuilen zich te veel achter ironie en satire om deze vragen op een interessante manier te beantwoorden, maar door het sterke begin en einde van Regina Rex word je wel sterk aan het denken gezet.
Foto: Derk Stenvers