Afgelopen zomer maakte het coronavirus korte metten met de theaterfestivals. Gelukkig is er dit weekend alsnog een verkorte editie van Operadagen Rotterdam. Traditiegetrouw wordt de term ‘opera’ ruim opgevat: het kan een Wagneriaans theatraal spel zijn, een musical over een sloopstraat of een concert-performance van Lester Arias. (meer…)
Vanaf de Pieter de Hoochbrug kijken we naar beneden, naar de kade van de Coolhaven. Door de koptelefoons klinkt elektronische muziek. Het is rustig op straat, het heeft net geregend. Opvallend is het felgekleurde bord dat boven Garagebedrijf Babylon hangt, het zou zo uit de jaren ’50 kunnen komen. Toch is er geen reden om te denken dat dat bord er niet dagelijks hangt. Maar dan komt er plotseling een jongen in overall uit de garage lopen, die zich begint om te kleden. Langzaam verandert het straatbeeld in een theatrale wereld en wordt de Coolhaven het decor van een kleine, tragische opera.
Het liefdesverhaal in kwestie is gebaseerd op de film Les parapluies de Cherbourg, een kleurrijke, volledig gezongen film uit 1964. Verteller Gerrit Timmers neemt ons mee door het verhaal van Guy en Geneviève, twee jongeren uit de Franse havenplaats Cherbourg in de jaren ’50. Het lijkt een boy-meets-girlverhaal uit Hollywood: Guy en Geneviève zijn dolverliefd, maar de moeder van Geneviève keurt het af. Ze willen samen vluchten, maar de oorlog in Algerije gooit roet in het eten. Guy moet in dienstplicht en laat Geneviève zwanger achter. Een Hollywood-einde zit er voor hen niet in.
Voor iedere scène wordt het publiek meegenomen naar een ander plekje rondom de Coolhaven, waar de tafereeltjes zich afspelen op straat of achter de ramen. Het is een mooie manier om de stad eens door andere ogen te bekijken. Timo Tembuyser (Guy), Eva van der Post (Geneviève) en Eric Magnée, die alle bijrollen op zich neemt, zingen bovendien vlekkeloos Frans zonder een noot te missen. Vooral Tembuysers stem leent zich perfect voor de muziek van componist Michel Legrand: kraakhelder en zoet, net als de sfeer van de voorstelling, die vooral bepaald wordt door het lieflijke jaren ’50-decor. De vormgeving en de kostuums zijn daarin trouw aan de film: de strik in het haar van Van der Post, zelfs een antieke fiets precies zoals die uit de film en een klassieke auto van karton.
Haaks tegenover het zoete staat Rotterdam. De donkerbruine stenen geven een ruig randje aan het geheel. Ook de muzikale arrangementen van Wagenaar spelen hierop in: de muziek van Legrand wordt gemengd met elektronische, soms verstorende geluiden. Veruit de meest spannende scène is dan ook die waar Guy, net terug van de oorlog en getraumatiseerd, zijn verdriet wegdrinkt in de bar, die in een verrassende stenen ruimte onder de brug gesitueerd is. Zijn zang wordt onderbroken door oorlogsgeluiden die zachtjes beginnen en eerst een storing van de koptelefoon lijken, maar steeds meer aanzwellen. Trauma wordt hier goed verbeeld.
Gids en verteller Arthur Wagenaar vertelt steeds eerst wat er in de scène te zien zal zijn, zodat het verhaal goed te volgen is ondanks de Franstalige zang. Hierdoor wordt de voorstelling nooit een vloeiend narratief, maar meer een presentatie van tableautjes: eerst krijgen we de situatie, vervolgens wordt deze precies zoals gezegd uitgespeeld door de acteurs. Er zit daarom weinig spanning in het verhaal, maar met de bijzondere decors van Gerrit Timmers weet Regen in Rotterdam toch steeds te verrassen.
Foto: Gerrit Peters