Het prijswinnende Raven (2019) van het Berlijnse circuscollectief Still Hungry is te zien op Circusstad Festival. Met een sterke line-up van – en een themagesprek rond – vrouwelijke circusmakers, heeft het festival dit jaar een mooie inhoudelijke keuze gemaakt. Raven draagt daaraan bij met een humorvolle en pakkende blik van binnenuit op het moederschap en de loopbaan als circusmaker.

Slangenmens Lena Ries zit op de sofa waar ze slapeloze nachten lang met haar baby heeft gehangen, sussend, voedend, luiers verschonend tussen slaap en waken, en plukt wat afwezig aan de huid van haar buik. Die zit veel losser dan voordat ze kinderen kreeg. Die zit zó los, dat ze er grappige vormen mee kan maken, zoals iets wat lijkt op een extra pratende mond. ‘Oh mama’, lacht een kind in het publiek verbaasd, ‘kun jij dat ook?’ Hilariteit alom. Wat een wonder, dat moederlijf. En een wonder, hoe niet alleen dat lijf plaats kan maken voor nóg een mens binnen dezelfde huid, maar hoe ook de identiteit van een moeder kan vermeerderen. Van acrobaat die graag uit dansen gaat, tot moeder van twee jonkies, die werkt als acrobaat en graag uit dansen gaat.

Ries en haar mede-collectiefleden Anke van Engelshoven (straps) en Romy Seibt (touw en jongleren) dwingen in Raven met elke grappige en levenslustige scène respect af voor hun fysieke en mentale vermogens. Het collectief werkte samen met regisseur Bryony Kimmings en in een sterke, heldere dramaturgie zetten de drie zichzelf neer als toegewijde specialisten, die uit het zicht van hun vakgebied dreigen te verdwijnen wanneer ze moeder worden. Terwijl ze nog altijd honger hebben naar de kick van de acrobatiek en het gevoel deel uit te maken van dat unieke vakgebied.

Dat wegvallen uit het vak gebeurt deels door de fysieke verandering en handeling van het zwanger zijn en baren, maar zeker ook door een breed scala aan aannames en verwachtingen rond het moederschap. Een telefoongesprek met een agent, die na jaren van geen contact weer eens belt en alsmaar meer absurde eisen opsomt waaraan een gezinsmens maar moeilijk kan voldoen, stemmen die het onopgeruimde huis veroordelen, afkeurende blikken als de baby de fles krijgt, of nog véél erger, knijpfruit in plaats van stukjes banaan.

Een moeder moet ofwel thuis bij haar kinderen zijn, of een vrouw ‘mag best’ moeder worden maar moet dan wel gewoon door kunnen met tournees van 200 dagen per jaar in de rol van maagdelijke prinses. Maar wat als je na je metamorfose tot moeder gewoon weer eens boven de nacht wilt uitstijgen door uit dansen te gaan, zoals Van Engelshoven extatisch toont in een dansscène aan de straps op hoogte? Wat als je, zoals Seibt, je zo verveelt tussen de piepkleine gewassen kleertjes die je continu staat te vouwen, dat je met een maillot en twee sokkenballetjes een nieuwe jongleer-act bedenkt – zonder publiek, zonder collega’s en zonder uitzicht op een moment om je act te presenteren – terwijl de was een zooitje blijft?

Acrobatische en fysieke scènes worden afgewisseld met korte monologen rechtstreeks tot het publiek, waarin de drie vrouwen delen van hun levensverhaal vertellen. Ze omarmen de scheldnaam ‘Rabenmütter’ (moeders die hun kroost verwaarlozen en alleen aan zichzelf denken) als een geuzennaam, en tonen aan dat ze wel moeten, willen ze hun identiteit bewaren. En heel langzaam sluipen de kinderen zelf de voorstelling binnen. Kinderen die dansen, die slingeren aan touwen, die flikflaks en radslagen doen, gewoon omdat ze blij zijn, en het talent van hun moeders, daar binnen in die grappig slapper wordende buik, volop hebben meegekregen.

Foto: Andy Phillipson