Daar staan ze, twee jonge mannen op die enorme, nagenoeg lege toneelvloer – weerloos én weerbaar. In haar bewerking van Édouard Louis’ Histoire de la violence (2016) koos regisseur Kjersti Horn van Det Norske Teatret ervoor om twee acteurs het verhaal afwisselend te laten vertellen. (meer…)
De voorstelling is als een roadmovie die, zoals het hoort, de hoofdpersoon tot nieuw en dieper inzicht brengt. De Franse schrijver Édouard Louis (1992) speelt zijn eigen levensverhaal in het onvolprezen festival Brandhaarden van ITA met de novelle Qui a tué mon père (Ze hebben mijn vader vermoord, 2018). Een filmscherm op de achtergrond laat auto’s zien die over smalle landwegen rijden, door de mist, langs verlaten huizen, fabriekscomplexen. De voorstelling ging in première in het Parijse Théâtre de la Ville in coproductie met de Schaubühne am Lehniner Platz uit Berlijn in de regie van Thomas Ostermeier.
Dit is het grauwe Noord-Frankrijk. Hier groeide Louis op in een arbeidersmilieu waar mannelijkheid werd gevierd en homofobie gecultiveerd. In zijn monoloog richt Louis zich tot zijn vader met wie hij een rekening heeft te vereffenen: ooit zong de kleine Louis verkleed als zangeres tijdens een vriendenfeest van zijn vader het liedje ‘Barbie Girl’ van de groep Aqua, uit 1997. Maar zijn vader negeerde hem volkomen. De jongen ging door, smeekte om aandacht van zijn vader: ‘Papa kijk dan.’ De vader keek niet, de zoon was reddeloos verdrietig.
Nu de is de zoon na jaren weer onderweg, terug naar zijn vader. De ontmoeting komt als een schok. De man is gebroken. Het arbeiderswerk heeft hem kapotgemaakt, hij leidde een uitzichtloos bestaan van drinken en vooral vernedering door de Franse overheid. Overgewicht brengt hem op de rand van de dood.
Édouard Louis is een van de belangwekkendste Franse auteurs van het moment; als geen ander geeft hij stem aan de onderklasse van de maatschappij in een Frankrijk dat nog altijd geregeerd wordt door de elite. Dat hij als eenling Brandhaarden draagt en dat het festival meerdere van zijn boeken en performances op het toneel brengt, heeft iets van een politiek statement. Meteen in de eerste zin gaat het over een verrassende definitie van racisme: ‘Dat is het risico dat bepaalde bevolkingsgroepen lopen om voortijdig te sterven.’ Louis zit rechts achter in de hoek achter zijn laptop, links voor staat een leunstoel die de vaderfiguur symboliseert. Op de achtergrond de vloeiende roadmovie. Om de voorstelling dynamiek te geven rent hij heen en weer tussen laptop en leunstoel, met de microfoon op een standaard daartussenin.
Het briljante van Ostermeiers regie is de geleidelijke opbouw: langzaam en traag beginnen, feitelijk en persoonlijk, met steeds meer crescendo, tot uitbarstingen van politieke woede aan het slot. Louis’ ontdekking van zijn homoseksualiteit in het benepen dorp en de angst van zijn ouders dat hij zich als een nicht gedraagt en dat zij dan ‘die familie van die nicht’ zijn, brengt Louis geserreerd. Zelfs de verschrikking van een dronken vader die zijn moeder slaat, blijft ingetogen. Dat is uitzonderlijk knap. Rauwe roadmovie-muziek met veel steelgitaar roept de spanning op: als Louis er via een foto achterkomt dat zijn vader zichzelf eens verkleedde als majorette, en in die rol van showmeisje gelukkig was, kantelt het beeld dat de zoon heeft van hem: er groeit begrip, er ontstaat empathie, zelfs herkenning. De mentale roadmovie heeft zijn bevrijdende doel bereikt.
Ook Louis verkleedt zich op de bühne, als Batman met een Pokémon T-shirt. Vanaf dat moment verdiept de voorstelling zich tot een politieke aanval, zoals we die in het Nederlandse theater nauwelijks meer kennen. Het is het elitaire politieke systeem dat mensen als zijn vader tot gewelddadigheid voert, en niet alleen zijn vader, ook de gelehesjesbeweging komt uit de aloude, elitaire politiek van Frankrijk voort. Zowel links als rechts maakt zich hieraan schuldig. Louis hangt aan een waslijn foto’s op van prominente politici die hij verantwoordelijkheid acht voor de dood van zijn vader, onder wie Macron, Hollande, Myriam El Khomri en Sarkozy. Er kwam een wet die tot arbeid verplichtte en daarna een die de allerarmste mensen nog eens vijf euro ontnam. Ondertussen gooit Louis met stukjes droogijs naar de portretten, wat een ratelend geluidseffect geeft, als van kogeltjes.
In 2020 vertolkte Hans Kesting in de regie van Ivo van Hove Wie heeft mijn vader vermoord. Kesting verdeelde zijn spel over de drie cruciale figuren: de vader, moeder en verteller. Édouard Louis maakt in spel het onderscheid minder, hij is voor alles de persoonlijke verteller van een aangrijpend verhaal dat langzaam de politiek deconstrueert, omdat diezelfde politiek de laagste klasse nog meer omlaag trapt. Het is Louis’ artistieke en maatschappelijke overtuiging dat het geweld dat in de maatschappij leeft, wordt veroorzaakt door het politieke systeem zelf dat de mensen onontkoombaar geweld aandoet, kijk naar de beschamende Toeslagenaffaire in Nederland. Met Qui a tué mon père brengen Édouard Louis en Ostermeier groots, indringend, geëngageerd theater.
Foto: Jean-Louis Fernandez
Dag Kester, toen ik de voorstelling vanmiddag zag, gooide Louis tegen het einde bij wijze van een soort verdrijvingsritueel een paar handjesvol knalerwten op de grond bij de foto’s van politici – bepaald een andere symboliek dan het dreigement van het richten van een (speelgoed)pistool op een portret. Weet je of dat veranderd is in de tussentijd, of wat anders het verschil verklaart in hoe we het zagen? Groetjes
Zaterdagavond (19 feb) waren het ook knalerwten die werden gegooid! Zeker geen speelgoedpistool…
Knalerwten, heftig.
Beste Thomas en Audrey, navraag bij programmeur René van der Pluijm geeft dit als antwoord: het is geen klappertjespistool en het zijn zeker ook geen erwten of knalerwten maar wat het wel is, is een technische aangelegenheid: het effect wordt gerealiseerd door met droogijs te gooien. Ik kreeg de associatie met een pistool omdat Édouard Louis zich in die scène kleedt als Batman en de gehele scène zich afspeelt in zijn jeugd. Maar nu zijn we eruit. De recensie is ook aangepast.