Witte draperieën bepalen het toneelbeeld. Terwijl klaterende pianoklanken door de ruimte zweven, benadrukken langzaam oplichtende strepen van licht in verschillende kleuren de desolate sfeer. In een uitsparing is het silhouet van een man met cowboyhoed zichtbaar. Een zwarte cirkel hangt boven de speelvloer. De maan? (meer…)
Misschien is het mijn filmachtergrond – en is dit dus enkel mijn probleem –, maar de meeste balletsprookjes hebben toch ernstige narratieve mankementen. Prins Siegfried die niet ontdekt dat de valse Odille niet zijn Grote Liefde Odette is (Het Zwanenmeer); de kwaadaardige muizenkoning die nog voor de tweede helft het loodje legt (De Notenkraker en de Muizenkoning). Hoe mooi de dans vaak ook is, van spanningsbogen of logica hebben ze vaak geen kaas gegeten.
Eenzelfde lot valt de Nils Christe-interpretatie van Pulcinella ten deel, uitgevoerd door Introdans voor de Jeugd. Pulcinella (Alberto Villanueva Rodríguez) – een voorvader van Jan Klaassen – is charmeur en grappenmaker ineen, zowel Pierrot als Don Juan. Maar dan flirt hij net met twee meisjes teveel: hun verongelijkte minnaars komen verhaal halen, en Pulcinella lijkt het loodje te leggen.
Inderdaad, lijkt. Om onduidelijke redenen is P. namelijk nog springlevend. Wat hem er overigens niet van weerhoudt zich toch nog even dood te houden. Zelfs voor Pimpinella (Elena Pampoulova), zijn vriendinnetje. Voor extra effect lopen er nu ook nog drie Pulcinella-look-a-likes rond, onder wie zijn twee aspirant moordenaars. En is het aan Pimpinella de taak te ontdekken wie van deze vier grappenmakers haar uit de dood herrezen vriendje is.
Arme Pimpinella, met zo’n naam en zo’n geliefde!
De choreografie maakt een hoop goed. Nils Christe heeft een feilloos gevoel voor muziek, zoals hij al eerder bewees met o.a. Symphony in three movements (onderdeel van het Introdans-repertoire). Het kleinste detail van Stravinsky’s score komt terug in beweging. En iedereen die operamuziek aan de jeugd weet te verkopen verdient sowieso bonuspunten.
Toch heb ik liever Purple fools van Mauro de Candia, die overigens ook niet krenterig is wat betreft klassieke muziek, van Sjostakovitsj tot Bach, van Mozart tot Vivaldi. Op de Bacarolle van Jacques Offenbach fungeren de tien dansers – met poederpruiken en zombieblik – als grammofoons: de monden zijn open, muziek komt er uit. De gehele dertig minuten speelt Candia met onze verwachtingen: mannen die terugdeinzen voor de slechte adem van een dame (gelukkig heeft eentje mondspray bij de hand), een jongeman die een bloemetje probeert te slijten bij de dames, met gemengde en vooral onverwachte resultaten. Het is alsof je op een schoolbal van de familie Frankenstein bent beland.
Purple fools doet denken aan het absurdistisch danstheater van Alex Ekman, met een flinke scheut Addams Family en zelfs een vleugje Pina Bausch. Compleet origineel is het daardoor niet, maar er zijn mindere mensen met wie je kunt worden vergeleken.
Foto: Hans Gerritsen