Midden op het toneel staat een enorme drankfles, tot de rand gevuld met kolkende witte rook. Wanneer vader Janus (Tomer Pawlicki) de fles op zijn kant legt en erin kruipt om er te slapen, sijpelt de rook de fles uit, en omhult langzaam de gedaante van zoon Patichek (Manja Topper). Die blijft op dat moment koppig tegen zus Shir (Paul Knieriem) volhouden dat papa de boel zal oplossen. De thematiek van de voorstelling wordt zo gevangen in een eenvoudige symboliek. (meer…)
‘Tsja, dat zit er dik in’, zegt Iwan Olsen als hij druipnat thuiskomt omdat-ie in de vijver is geskateboard en zijn moeder vreest dat ‘de boel nog eens overstroomt’. Iwan Olsen wordt gepest op school en vindt thuis niet bepaald veel troost: zijn vader noemt hem een slapjanus en ‘iel als een aal’. Iwan Olsen heeft geen spierballen maar ‘vogelpoepies’, hij kan niet ver-spugen of voetballen en de grote jongens die wel spierballen hebben gooien elke dag water in zijn broek. Ze noemen hem Pudding Tarzan.
De figuur Iwan Olsen werd bedacht door de Deense kinderboekenschrijver Ole Lund Kirkegaard, die in 1979 op 38-jarige leeftijd doodvroor in de sneeuw. De Nederlandse kinderboekenschrijver Simon van der Geest (37) bewerkte Pudding Tarzan tot toneelstuk voor drie acteurs en drie musici van Max Tak. De vertelvoorstelling is gesitueerd in een gymzaal vol matten, bokken en klimtuigen. Slim, want het fenomeen ‘als-laatste-gekozen-met-gym’ herkent iedereen als het over pesten of buitensluiten gaat.
De taal van Simon van der Geest, tweevoudig Gouden Griffel-winnaar met Dissus en Spinder, is raak en ritmisch: ‘In de winter moet-ie met een broek vol ijs naar huis.’ Maar zo licht en effectief als zijn taal is, zo onevenwichtig is de spanningsboog van de voorstelling. De pesterijen gaan eindeloos door, maar worden niet per se bruter, pijnlijker of stiekem geestiger. Dan verschijnt er compleet uit de lucht een ‘radiopiraat’ bij wie Iwan Olsen wenst dat hij een dag lang de pestkoppen, inclusief zijn vader, de baas zal zijn en dan gaat alles ineens razendsnel: hij zet zijn belagers stuk voor stuk op hun nummer, waarna zij geen lol meer hebben in pesten – en dan is het ineens afgelopen.
Die weinig aantrekkelijke spanningsboog wordt bovendien niet bepaald geholpen door acteurs Cheryl Moenen en Tomer Pawlicki, die werkelijk alles wat ze spelen schreeuwen. De klierklojo’s en de vader die zijn zoon het liefste als een Tarzan ziet, worden daarmee zo eendimensionaal dat leedvermaak (wat toch ook bij pesten hoort) en ontroering nauwelijks kans krijgen. Dat is jammer, want daardoor krijgt de voorstelling niet de impact die zonder meer aanwezig is. Zeker Marijn Klaver, die de rol van Iwan Olsen krijgt toebedeeld, speelt een even gelaten als innemend buitenbeentje. Zijn bravoure als hij voor één dag iedereen overtroeft, is beheerst maar triomfantelijk en hij overwint bescheiden, trouw aan zijn personage: Iwan Olsen zal nooit een held worden, maar dat betekent niet dat hij met zich laat sollen. Een mooie gedachte, die in deze muziektheatervoorstelling glashelder overkomt.
Jammer dat er niets over de muziek in deze muziektheatervoorstelling staat!