Wat is het jammer dat mensen die niemand kennen in de peuter- en kleuterleeftijd deze voorstelling niet zullen zien. Grotendeels woordeloos nemen twee vogelspotters hun jonge publiek in PRRRT PRRRT FLAP FLAP mee in de wereld van het wachten, met alle sufheid, verveling én plotselinge opwinding van dien.

Op een bossige ondergrond staan zes tentjes van camouflagestof. Om je heen hoor je de vogels en andere bosgeluiden. Huh! Zag ik daar nou even een roze vogelbek boven een van de tentjes uit steken? Het ritsje van een andere tent gaat met luid ritsgeluid open en Henke Tuinstra steekt vlug haar nieuwsgierige hoofd naar buiten, want ook zij dacht de vogel te horen. Uit weer een ander, heel hoog tentje komen geluiden als van een robot of een Transformer, zzzzt, zzzzzzt, zzz-zzz-zzz-zzzzt. Twee armen steken links en rechts naar buiten en slaan als vleugels op en neer, een verrekijker kijkt in het midden van links naar rechts. De kinderen in het Maaspodium, ze zijn met een flinke groep vanmiddag, houden zich nu nog in.

Maar dat duurt niet lang. Met een slapstickachtige act van Tuinstra met een visserskrukje begint het te borrelen. Ze gaat steeds net voor een kind zitten om de vogels met haar verrekijker te zoeken, zodat dat kind precies niks ziet. Als de andere vogelspotter Gianni Noten uit zijn tent tevoorschijn rolt is de opwinding voelbaar. Zeker omdat de twee aanvankelijk elkaars concurrenten blijken – allebei willen ze als eerste de mooiste vogel vinden. Terwijl ze de tribune op rennen in een kakafonie van ‘Kijk! Wacht! Waar? Daar!’ omarmen ze de oplopende energie van de kleuters en peuters, die nu ook willen staan en wijzen en roepen.

De makers van PRRRT PRRRT FLAP FLAP, Sara Giampaolo, Esther Schouten en de spelers, weten goed te spelen met de spanning tussen het verhaal en de drang van jonge kinderen om te bewegen en van zich te laten horen. Het verhaal is klein en simpel: twee mensen willen allebei hetzelfde zeldzame vogeltje als eerste zien. Het thema is een bolletje drama in zichzelf: het wachten. In een wereld waarin alles hard en snel gaat en waarin je voortdurend zomaar van de ene prikkel in de andere valt, kiezen zij voor een onderwerp waarin grote mensen én kinderen niet zo vaak meer oefenen. Hoe lang hou je het vol? En hoe kun je bijna een uur blijven opletten als je wacht op een vogel die bijna nooit tevoorschijn komt?

Daarbij wordt de verbeelding van de kinderen veel ruimte gegeven. Er is duidelijk geen echt bos, er staat geen enkele plant of struik op de speelvloer, alleen die tentjes en een mat met blaadjes erop (ontwerp van Calle de Hoog) en die doorlopende soundtrack met nagespeelde vogelgeluiden en verschillende muziekjes (soundtrack van Sergio Escoda). In vijftig minuten bouwt de voorstelling via kleine plagerijtjes, intensief verrekijkergebruik, schitterende fysieke vogelimitaties en grappige achtervolgingsscènes op naar een wonderlijke dans waaraan alle kinderen én hun bijbehorende volwassenen meedoen. Want, en dat weten kinderen heel goed, de bijzondere vogel die je zoekt, zit misschien wel in jezelf.

Foto: Kamerich & Budwilowitz