Willen we bij een groep horen of autonoom de complete zeggenschap over onszelf hebben? En tolereren we dat anderen zich van de groep afzonderen? Choreografen en dansers vragen het zich nogal eens af. In Protagonist, het stuk dat Jefta van Dinther maakte voor Cullbergbaletten uit Stockholm, is het een belangrijk thema. Maar er worden veel meer existentiële onderwerpen geraakt.

De kleur van de vloer roept: hier gaat iets gebeuren! Het bloedrood van het speelvlak kan nog benadrukt en afgezwakt worden door het lichtplan. De twee richels evenwijdig aan de podiumrand en over de hele lengte blijken later te kunnen dienen als lichtstrips. Achter op het podium staat een constructie van steigerbuis. Ook de stem uit de luidsprekers, ingesproken door de Zweedse zanger Elias, drukt ons de urgentie op het hart. De eerste zin is: ‘Sometimes you know something’s got to change.’

De veertien dansers komen op bij een dreunende beat (de muziek en het verdere geluid zijn van David Kiers) in uiteenlopende constellaties. Ze bewegen zich als Griekse beeldengroepen die tot leven gekomen zijn, maar niet los van elkaar kunnen komen. De sfeer van kleding en beweging zijn hip, clubachtig, hedonistisch soms, en somber. Hier zijn geen gelukkige mensen bezig. Ze zijn sterk op zichzelf betrokken, doen af en toe hun best om elkaar te imponeren, vinden elkaar zo nu en dan in een gemeenschappelijke beweging of in gemeenschappelijke poses, maar kunnen evengoed onaangenaam en zelfs agressief met elkaar omgaan.

Protagonist wordt gepresenteerd als een autobiografisch werk van Van Dinther, dat hij schreef na een depressie. Die sfeer komt over. Terugkerende bewegingselementen zijn doorgaande, nerveuze bewegingen van handen en armen. Die roepen een beeld op van werk en andere activiteiten, maar ze kunnen ook worden ingezet voor groepsbinding en onderlinge communicatie.

In een online interview met zichzelf neemt Van Dinther zijn thema’s door in de vorm van vragen. “Is Protagonist autobiografisch?” “Heb ik het over een sociale opstand in Protagonist?” Dat is enigszins verhelderend, maar hij ontduikt de vragen ook een beetje. Van Dinther spreekt zich niet eenduidig uit voor een sociale opstand, maar antwoordt zichzelf: “Ik denk dat elke opstand begint in het individu. … Het vinden van onze plaats in de maatschappij draait er fundamenteel om dat we de persoon worden die we willen zijn.” Dat is een begrijpelijke invalshoek. Iemand die door geestelijke nood het contact met zichzelf kwijt is, heeft het druk genoeg met zijn eigen sores en persoonlijkheid.

Is het dan een optie om een stap terug te zetten in de evolutie? Het laatste kwartier van het uur dat de voorstelling duurt gaan de dansers uit de kleren en lopen ze als gekwelde apen of als zombies over de vloer. Dat biedt niet echt verlichting: de sfeer blijft somber. Het lijkt erop dat Van Dinther de dansers vooral zijn eigen demonen laat vertegenwoordigen.

Ondanks de deprimerende sfeer van de voorstelling, ondanks het overwegend gebrek aan een gemeenschappelijke drive en doel gloeit er af en toe toch een lichtpuntje. Contact en interactie zijn niet onmogelijk, al leiden ze nog niet meteen tot plezier en gemeenschappelijkheid. Misschien ook ligt een deel van de oplossing in het omarmen van onze dierlijkheid: die kan een nieuwe band met onze omgeving en levenssfeer mogelijk maken. In die zin zet deze sombere, wat afstandelijke choreografie ook de deur naar de hoop op een kier. Het is een begin.

Foto: Urban Jörén