In ‘Gouwe pinda’s’ van Rudolphi Producties zijn drie bejaarde, Indische vrouwen veroordeeld tot een serviceflat ***
Op 1 december 1961 wordt voor het eerst de vlag van West-Papoea gehesen. Een vlag die staat voor hun onafhankelijkheidsstrijd, maar onder het Indonesische regime voor veel ophef zorgt. Vandaag, 61 jaar later, wordt het verhaal verteld over een vriendschap die daar in West-Papoea tot bloei komt tussen twee jongens, Fako en Pineas.
Op achtjarige leeftijd verhuisde Fako Kluiving naar West-Papoea, voor zijn vaders werk als geoloog. Hier ontmoet hij Pineas, een jongen uit Papoea, en ze raken al snel bevriend. Hagedissen jagen, vliegeren, voetballen, samen vulden zij hun dagen. Maar na anderhalf jaar stopt het werk van Fako’s vader door ingrepen vanuit Indonesië, en verlaten zij de plek. Wat van Pineas overblijft zijn enkel herinneringen.
Voorafgaand aan de voorstelling geeft journalist Nico Jouwe een inleiding over de Kwestie Nieuw Guinea, waar je in vogelvlucht door de geschiedenis van Nederland en hun voormalige kolonie West-Papoea wordt meegenomen. Het is belangrijke achtergrondinformatie voor de voorstelling, om zo de motivaties van Kluiving en Irving beter te kunnen begrijpen.
Over de nostalgie naar West-Papoea en zijn vriend Pineas speelt Kluiving nu samen met Frank Irving de voorstelling Pineas, waar ben je. Het concept is door Kluiving al jaren in de maak en kent al meerdere versies van het script, waarmee hij bij Irving aanklopte voor een samenwerking. Irving heeft roots uit West-Papoea, maar ontdekt dit pas na zijn tienerjaren, wanneer hij in aanraking komt met zijn biologische ouders. Kluiving vraagt Irving om mee te spelen in de voorstelling over Pineas, waarin Kluiving op zoek wil gaan naar zijn jeugdvriend. De gesprekken die hieruit voortvloeien en het lezen van fragmenten van het script, vormen de uiteindelijke voorstelling.
In een slimme regie van Paul Knieriem krijg je zo een kijkje in een mooi, maar ingewikkeld proces. Waar Kluiving vertrekt vanuit zijn eigen herinneringen als klein kind, wil Irving weten wat daar al die jaren is gebeurd vanuit het perspectief van Papoea: een bezet gebied, waarover in de geschiedenisboeken weinig wordt geschreven en waar tot op de dag van vandaag een onafhankelijkheidsstrijd gaande is. Veel horen we niet daarover, behalve vanuit het perspectief van Kluivings vader, die via een originele spraakopname naar het thuisfront vertelt over de onrust die daar ontstaat over de toekomst van het land en de rol van Indonesië.
Irving en Kluiving slagen er in op een meeslepende manier te vertellen, maar weten ook grappige momenten te vinden in dit ingewikkelde verhaal. Zo lezen ze een fragment uit Kluivings script voor, waarin Irving haast grotesk alles uitbeeldt. En ze ontroeren, wanneer ze een lied kort inzetten en vanuit het publiek meteen zachtjes wordt meegezongen.
Al met al staat er een voorstelling die zowel emotioneel als politiek geladen is en een stuk geschiedenis toont dat voor velen onbekend is. Het tonen van de werkelijke gesprekken die Irving en Kluiving hebben gehad tijdens hun maakproces maakt een zeer interessante voorstelling: een slimme zet om het zo te ensceneren. Je wordt met volledige aandacht meegenomen in het verhaal, en het is dan ook jammer wanneer de black-out komt, en de makers je achterlaten met nieuwsgierigheid naar meer.
Foto: Marion Visser