‘Heeft u mijn zoon gezien?’ Terwijl Joost Oomen en Joep Hendrikx halverwege hun stoomvaart-introductie in Federico García Lorca zitten, worden ze onderbreken door een gesluierde Jos Nargy. De openingsscène van LORCA verwijst naar de slotscène van El Público, een nooit opgevoerd drama van de Spaanse dichter die centraal staat in deze wonderlijke Oerol-voorstelling. (meer…)
In de nieuwe voorstelling PEREC van de Poezieboys (Joep Hendrikx en Jos Nargy), wordt de Frans-Joodse schrijver Georges Perec geïntroduceerd als een lief en speels mens. Als een mens die via spelletjes en wiskundige formules nieuwe vormen van literatuur onderzocht.
Bibi Roos, de schrijfstagiair die tijdens de voorstelling achter een bureau op het podium zit, vertelt dat Perec een tijd als archivaris werkte. Eigenlijk vind ik dat ook een goede titel voor het werk dat de Poezieboys doen. Op het podium zie ik twee lieve en speelse mensen die vol verwondering een oeuvre proberen te vangen, zodat het doorgegeven kan worden. Via empirisch onderzoek maken ze zich in deze voorstelling de blik van Perec eigen. Een blik van geheime boodschappen, raadsels en van de liefde voor het ondergewone*.
Bij binnenkomst in de zaal krijgt iedereen een enquête en een genummerde lijst met informatie mee. Die genummerde lijst blijkt de voetnoten van de voorstelling te omsluiten. Voetnoot één luidt: ‘Perec was dol op voetnoten. […]’ Als een rode alarmlamp aanspringt tijdens de voorstelling, verschijnt er een getal op de muur dat verwijst naar de voetnoten op ons papier. Af en toe zijn die te lezen, doordat het zaallicht aangaat, jammergenoeg even vaak ook niet.
Toen ik bij thuiskomst nog eens naar het blad keek, ontsprongen er opeens nieuwe geheime boodschappen. Dingen die ik op het eerste gezicht niet gezien had. Hendrikx en Nargy vertellen het publiek dat dit stuk gaat over kijken, echt kijken. Maar door echt naar iets te kijken, kijk je ook naar veel echt niet en zo mis je weleens iets. Een gorilla bijvoorbeeld, een verwijzing of een hint. Net zoals in het werk van Perec, denk ik dat je in deze voorstelling steeds nieuwe dingen kunt blijven ontdekken, door net anders te kijken.
We kijken naar hoe een testpanel van vijf mensen uit het publiek alledaagse handelingen uitvoert op het podium. Zo poetsen ze hun tanden, vouwen ze de was en smeren ze boterhammen met pindakaas. Via een camera van bovenaf kunnen we hun bewegingen tot in de kleinste details volgen. In een spelshow gelijkend format ondervragen Hendrikx en Nargy hun panel. Waarom beweegt jouw hoofd heen en weer tijdens het poetsen? Waarom smeer jij de pindakaas van buiten naar binnen? Aan het begin werd aangekondigd dat het saai zou kunnen worden, dat kijken naar het alledaagse. Maar er gebeurt zo veel, er is muziek, er is licht en beeld, dat het met geen mogelijkheid saai te krijgen is. Het is vertederend en grappig. Het alledaagse wordt opgetild. En of dat nu echt in de geest van Perec is, weet ik niet, maar het ondergewone wordt in deze voorstelling eerder buitengewoon.
Daar waar het eerste deel van de voorstelling draait rond dat ondergewone, staat er na de pauze een ander deel van het werk van Perec centraal. Het gaat over de ruimte rond ons. De letterlijke ruimte, het podium, is omgebouwd. De kantoorachtige set en de primaire kleuren zijn aan de kant geschoven en een vrijwel leeg podium blijft achter. Voorin staat een miniatuur van wat de ruimte was.
In parachutisten-pakken rijgen Hendrikx en Nargy in dit tweede deel het verhaal van de zaal aan elkaar. De vragen uit de enquête, die op het eerste gezicht triviaal en alledaags leken, zijn tijdens de pauze geïnventariseerd en opgetild tot een verhaal over ons en de ruimte om ons heen. Wat hebben deze mensen vandaag allemaal gegeten? Wat zagen ze toen ze wakker werden? Wat hoorden ze in de trein? Een van de mooiste momenten in de voorstelling is de lijst met dingen die het publiek waardeert in onze maatschappij. Bananenkwark, sommige honden, allerlei soepen, abortusklinieken, de wet en nog 168 onder- en buitengewone dingen.
Tot drie keer toe laat Hendrikx vallen nog iets te willen zeggen als de voorstelling klaar is, als alles gezegd is. Na een aangrijpende tekst van Nargy over het leven van Perec, over zijn oorlogstrauma, dat hij maar niet onder woorden kon brengen, en daarom maar onder de woorden, de spellen en de formules verstopte, is dat moment aangebroken. Met een tekst over parachutespringen drukt Hendrikx ons op het hart dat we de dagen die er na vanavond nog komen met onvoorwaardelijk optimisme tegemoet moeten gaan. Het is duidelijk een persoonlijkere tekst en hij valt dan ook net een beetje buiten de rest van de voorstelling. Maar misschien is dat omdat alles al gezegd is.
*Het ondergewone: ‘Wat elke dag gebeurt en elke dag terugkomt, het banale, het alledaagse, het vanzelfsprekende, het gangbare, het gewone, ‘het onder-gewone’, de achtergrondruis, het gebruikelijke.’ (G. Perec, Ik ben geboren, Privé-domein nr. 251, vertaling Rokus Hofstede)
Foto: Bart Grietens