‘We the People’ van DEGASTEN pelt een dynamische groepsdynamiek af tot een stapvoets bewegen ****
Het is het laatste deel van een drieluik en sluit een lange periode van onderzoek af, meldt de flyer. Na een solo in 2011 en een trio het jaar erna, presenteert Simon Tanguy nu People in a field. Zo losjes als de titel klinkt, zo los is het vertoonde. Vijf performers zwalken doelloos door de ruimte en je vraagt je af waarom je naar het theater bent gekomen. Of liever gezegd: waarom Tanguy denkt dat hij dit in een theater moet vertonen. Gelukkig staat aan de rechterkant een lekker bandje op de dansvloer.
De sessie begint met een stevige knal op het drumstel. Eén voor één komen de de performers achterwaarts door het gat van de deur. Vroeger maakte Tanguy shows voor het jeugdcircus. Na de circusschool in Parijs schoof hij door naar de studie filosofie om uiteindelijk op de School voor Nieuwe Dans Ontwikkeling in Amsterdam te belanden.
Een oneindige reeks herinneringen, woorden en beelden stroomt nonstop door ons lichaam. Dat is Tanguys uitgangspunt, maar helaas is hij bij het idee blijven steken. Een stuk over veelheid van informatie; vorm: veelheid, zonder keuze voor een vorm. De choreograaf noemt het ‘een opeenvolging van ongerelateerde dingen’.
Trainingsjacks met landennamen. Herhaalde huppels door de ruimte. Vallen. Tegen de ander opbotsen. Op de grond zitten of liggen. Tegen de muur hangen. De muzikanten observeren de performers van een afstand. Misschien vragen ze zich net als de toeschouwers af wat het is dat dit vijftal doormaakt. Dat moet heel wat zijn, want waarom zou een van hen anders plotseling heel hard moeten huilen?
Nieuwe scène, nieuwe kansen. Was de actie net hectisch, nu is alles slow. De bewegingen blijven ongearticuleerd, de parcoursen ongemotiveerd. Het enige dat ze oproepen is een sfeer van doelloos- en lamlendigheid. Tanguy rept over ‘het lichaam als radio’, maar wat we zien is een nietszegggende brei van vage frequenties. Misschien lekker om te doen, maar weinig meeslepend om naar te kijken. Als ze aan elkaars lijf gaan sjorren, elkaar heftig omhelzen, gaan kreunen en luidkeels lachen, wordt het ronduit irritant.
Christoph Scherbaum, Willem Smid en Maarten Bakker komen ons redden. Met drum en elektrische gitaar bouwen ze een stuwend ritme op, een crescendo van positive vibes vult de ruimte. De choreografie – noemen we het zo? – heeft nog steeds geen andere lijn (drie dramaturgen staan vermeld!) dan die van bijna-suspense gevolgd door een totale inzakker. Alles wat voorbijkomt gaat als een nachtkaars uit. Ook de diaprojector, de filmcamera en de losgetrokken dansvloer aan het eind veranderen daar weinig aan.
‘Hoe zijn we hier terechtgekomen?’ vraagt Olivia Reschofsky zich hardop af. Waarom wandelen we door een landschap? Waarom hebben we de berg nooit beklommen? Waarom kijken we of laten we ons bekijken? Tja, dat zijn de vragen. Alles voelt beter als er muziek bij is, beweert ze en ze heeft gelijk. Maar na nog een rondje door elkaar roepen, rennen en rocken willen wij graag het veld verlaten.