Het is genoegzaam bekend dat op andere plekken in de wereld een meer fluïde opvatting heerst dan de opdeling van de mensheid in twee elkaar uitsluitende genders: in die alternatieve opvatting gaat het om twee polen waartussen een scala van genderidentiteiten mogelijk is.

Het is niet uitzonderlijk dat in bepaalde geloofssystemen de oppergod tweeslachtig is. Een mens die op de wereld komt en tussen beide polen in staat, wordt dan beschouwd als spiritueel superieur. In deze voorstelling, het slotdeel van een trilogie, refereert Joshua Serafin, daarbij terzijde gestaan door Lukresia Quismundo en Bunny Cadag, aan hoe kolonisatie een eind maakte aan deze opvatting.

Misschien zijn diegenen die een katholieke achtergrond hebben dit weer vergeten, maar engelen worden geacht geslachtloos te zijn. Menig kind zal zich afgevraagd hebben wat het zich daarbij moest voorstellen, maar onderwerp van gesprek kon dit thema helaas nooit worden. Serafin (!) refereert aan de Filipijnse ideeën rond gender vóórdat het kolonialisme te vuur en te zwaard zijn ideeën opdrong en die tot universeel geldig verklaarde.

De voorstelling telt een oneindig aantal elementen: het begint als een ritueel waar de drie performers zeer langzaam configuraties vormen rondom een grote driehoek die op de vloer ligt. Een beeldend element wordt gevormd door een reusachtige barokparel die boven de driehoek hangt, af en toe oplicht en tegen het eind zijn functie verraadt. Op een scherm achterop is een poëtische tekst geprojecteerd. Er wordt ook gezongen en een nadrukkelijk aanwezige soundscape legt geprononceerde akoestische accenten. Maar net als het publiek gewend begint te raken aan zijn rol als getuige van het trage ritueel, wordt dit bruut afgebroken en richten de performers zich direct tot de zaal.

De voorstelling kantelt 180 graden en het publiek wordt uitgenodigd deel te nemen aan het ritueel en collectief de poëtische tekst te herhalen die sinds aanvang geprojecteerd staat. De langzame stroperige configuraties die de performers aanvankelijk vormden, worden nu scherp doorsneden met agressieve snelle bewegingen die een martial arts-achtig karakter dragen waarbij de performers kledingstukken als wapens hanteren. Misschien is dit de verbeelding van het koloniale geweld dat het vredig ritueel samenzijn komt verstoren.

De performers stellen zich ook voor aan het publiek en maken grappen, onderling zowel als tegen het publiek. Het samenzijn dat begon als ritueel, verwordt tot een informele bijeenkomst. Het totaal doet denken aan een online-presentatie die vaak dezelfde mengeling laat zien van achteloosheid en precisie. Zeker tegen het eind als de reuzen-barokparel orgastisch de driehoek op de vloer vult met een slijmerige substantie. De drie performers baden speels in het witte slijm; uiteindelijk komen hun acties tot stilstand en wordt op het scherm een video vertoond van een (de echte?) wereld, waar andere wetten en processen aan de gang zijn dan in de wereld die het drietal ons daarvóór voorgetoverd heeft: een idyllisch paradijs.

De opeenvolging van scènes doet lukraak aan, de verzameling van de vele gebruikte elementen wordt niet als dwingend ervaren. Pearls heeft eigenlijk meer de dramaturgische lijn van een popconcert of manifestatie dan van een voorstelling. Wat wordt er precies geproblematiseerd? Het kan zijn dat Pearls meer context nodig heeft om werkelijk aan te spreken; nu dreigt de performance te blijven steken in de ‘exotica’ van een toeristisch uitje, met mooie lichamen en harmonische verhoudingen. Het gaat echter wel om het slotdeel van een trilogie. Het is heel goed mogelijk dat de andere delen wel de nadruk leggen op de context en dat dit deel het uiteindelijke antwoord of conclusie is.

Foto: Michiel Devijver