***** sterren voor Das Rheingold van Johan Simons/Ruhrtriënnale. Joost Ramaer: Deze Rheingold roept louter superlatieven op.
Parsifal is zoals Wagner schreef een Bühnenweihfestspiel, vergelijkbaar met een middeleeuws mysteriespel. Wat Wagner betreft zou het orkest onzichtbaar moeten zijn. In zijn eigen Festspielhaus-theater in Bayreuth lukte hem dat door de orkestbak diep onder het podium te plaatsen, waardoor het vanuit de zaal niet te zien is. Bovendien zou ook het toneel eigenlijk onzichtbaar moeten zijn. Dat is natuurlijk een uitdaging voor regisseurs en scenografen.
Een paar jaar geleden schakelde Pierre Audi bij De Nationale Opera hier beeldend kunstenaar Anish Kapoor voor in, bekend van zijn kunstwerken waarin je ruimtelijke waarneming wordt vervormd en je in peilloze diepten lijkt te kijken. Dit jaar hadden de Bayreuther Festspiele een Parsifal waarbij een deel van het publiek door Augmented Reality-brillen naar de voorstelling keek. Het resultaat was niet erg geslaagd, mede doordat compromissen gesloten moesten worden, want het zou te kostbaar worden om iedereen in de zaal AR-brillen te geven. Maar dit is wel een interessant concept.
Marc Pantus & Friends zoekt al sinds 2021 geheel analoog aansluiting bij de architectuur van bijzondere kerken. Orkest onzichtbaar! Check! Het is hier vervangen door een piano en een harmonium, met voor extra effecten een synthesiser en een basgitaar, zoals voor het klokgelui van de Graalburcht tijdens de zogeheten Verwandlungsmusik. Door de unieke akoestiek van de Cenakelkerk lijkt de muziek geregeld uit een onzichtbare plek ergens tussen de gewelven van het gebouw vandaan te komen.
En wat Wagners onzichtbare podium betreft: de Cenakelkerk, met haar op middeleeuws christelijke en islamitische architectuur geënte bouwstijl, is een multimedia-belevenis op zichzelf. ‘Dit is de graaltempel! Decor overbodig!’, schreef een kennis. Aan het begin van de voorstelling valt er nog volop daglicht door de gebrandschilderde ramen naar binnen, dat mozaïekpatronen op de wanden van de kerk werpt. In deze omgeving had je kunnen volstaan met Parsifal op te voeren als een symfonische eucharistieviering, met priestergewaden, avondmaalskelken en wat andere religieuze parafernalia.
Toch gaan de makers hier tegenin. In de priesterruimte van de kerk zien we een monstrueuze kleurentelevisie waarop we films met Alpenlandschappen zien, met daarvoor, met de rug naar ons toe, een oude man in een rolstoel, die zich ternauwernood overeind houdt. Dat blijkt Amfortas te zijn, die terwijl de natuur overal rond de kerk zien is, levensmoe is en alleen nog naar landschappen op een scherm kijkt. Er staan een keukentafel, wat stoelen en zitbanken, en een tafel met koffie- en thee-servies. De Graalburcht wordt voorgesteld als de gezelschapsruimte van een verzorgingstehuis voor ouden van dagen. De laatste dagen van de Graalridders lijken daar geteld sinds Amfortas hun het levenselixer, de aanblik van de Graal, onthoudt, om zijn eigen stervensproces niet in de weg te zitten.
De vrouwelijke protagonist, Kundry, zit met haar hoofd verborgen onder een schort voorovergebogen over de keukentafel. In deze akte van Parsifal zingt ze alleen nog maar twee keer het woord ‘Dienen’. Ze wordt hier opgevoerd als huishoudster in het verzorgingstehuis, en aan haar gedrag te zien heeft ze blijkbaar een traumatische ervaring gehad (wat klopt met wat er in de eerste twee aktes is gebeurd).
Gurnemanz, de zaakwaarnemer van de Graalridders, wordt gepresenteerd als de enige bewoner die nog enigszins energiek is en orde op zaken kan stellen. Marc Pantus kan uitstekend overweg met Gurnemanz’ lange recitatieven. Zijn stem lijkt uit de gewelven van de kerk op te rijzen. Tegelijkertijd klinkt het opvallend intiem en is hij in weerwil van de nagalm van de kerkruimte woord voor woord te verstaan.
Een figuur met een shlemielige bromfietshelm en een metalen bezemstok komt op. In het libretto staat dat de verlossing voor de Graalridders zal komen van een ‘Reine Tor’, een ‘onnozele dwaas’, en dat Parsifal in de derde akte inderdaad binnentreedt met zijn helm op. Gurnemanz heeft eerst nog niet in de gaten dat de vreemdeling Parsifal is en wijst erop dat het niet gepast is gehelmd de Graalburcht te betreden. De helm gaat af, maar ook anderszins beseft Gurnemanz inmiddels dat het de persoon is die hij ooit had weggestuurd, omdat hij te onnozel leek om de beloofde redder te zijn, en die nu, wereldwijs geworden, met de door Amfortas verloren Heilige Speer terugkeert.
Ook Parsifal-vertolker Frank van Aken brengt in zijn rol een prachtige combinatie van luciditeit en intensiteit aan. Het moment waarop dan de Verwandlungsmusik opklinkt, is het moment waarop in de regie de mystiek van de kerk het overneemt van de alledaagse entourage van het verzorgingstehuis.
Amfortas komt weer op en wordt naar voren gerold. Nu vertolkt Marc Pantus Amfortas, die een lange slotmonoloog heeft. Amfortas heeft nu een waardige opvolger gevonden, in de persoon van Parsifal, en kan rustig sterven. Pantus zet ook hier een woord voor woord verstaanbare ontroerende rol neer, begeleid door de slotzang van de Graalridders; Wagners fraaie koorpassages zijn gehandhaafd. Er is dan allang geen natuurlijk buitenlicht meer, maar de verschillende delen van de kerk worden één voor één helder belicht. Begeleid door orgeltonen en koorzang krijgt de kerk uiteindelijk de hoofdrol.
Wagner4daagse
De uitvoering is onderdeel van de ‘Wagner4daagse’, met onder meer een audiotour door de Heilig Land Stichting, waarin Arnon Grunberg en Marc Pantus converseren over Parsifal, Wagners antisemitisme en Wagner als auteur. In de nagebouwde synagoge van de Heilige Landstichting geeft Tis Kaoru Zamler-Carhart een presentatie over de Parcival-sage van Wolfram von Eschenbach en de muziek van de Minnesänger. In de tuinen hoor je intussen geregeld flarden Wagner opklinken, en af en toe ook Mozart of Verdi. De klanken zijn onder meer afkomstig van de masterclasses door ras-Wagner-vertolkster Eva-Maria Westbroek.
Ik was onder de indruk van de jonge sopraan Helena Koonings, met wie Westbroek werkte aan een scène van Sieglinde uit Wagners Die Walküre, en die klonk als een waardige mogelijk toekomstige opvolger van Westbroek, en van Merlijn Runia, die in de Parsifal Kundry vertolkt én basgitaar speelt, en die in de masterclass met Westbroek werkte aan de Wilgenaria uit Verdi’s Otello. Ik moest aan de timbres van Leontyn Price denken.
Foto: Janko Duinker
Waar gaat dit in hemelsnaam over? Wat zegt dit over nu?
Dit gaat ‘in ‘shemelsnaam’ over een enscenering van de derde akte van Wagners opera Parsifal als culminatie van een themadag met evenementen over aan Wagners Parsifal gerelateerde zaken. Wagner was zoals bekend één van de invloedrijkste muziek en theatervernieuwers en van grote invloed op de kunst en het denken in het algemeen. Parsifal is voor sommigen de bekroning van zijn oeuvre, en de halve Europese cultuurwereld kwam kijken, maar Nietzsche daarentegen liep vol afschuw weg vanwege de religiositeit. Marc Pantus & Friends geven deze spil in de Europese cultuurgeschiedenis een eigen context en proberen er nieuwe duidingen aan te geven.
Daarnaast zijn Wagners ideeen over het orkest en het podium die allebei onzichtbaar zouden moet zijn een uitdaging geweest voor uitvoerenden. Tijd en ruimte gaan volgens het script in elkaar over. De recentste enscenering in Bayreuth waar het werk ooit in premiere ging gebruikte Augmented Reality en werkt aan complete Virtual Reality. Pierre Audi gebruikte de kunst van Anish Kapoor in wiens werk je vaak het gevoel voor ruimte verliest als gevolg van effecten met spiegelingen en bepaalde soorten verf. Het werk opvoeren in een kerk is ook een vorm, maar de makers lieten de enscenering vervolgens reageren op de vorm.
Ik begrijp Egbert wel. Wat willen de makers zeggen over de maatschappij? Wat heeft Wagner te make met de ouderenzorg? Klinkt als een peperdure exercitie zonder duidelijke, maatschappelijke urgentie.
Wagner is en blijft een “foute” componist. Daar doen de kritische nagesprekken niets aan af. Waarom deze 4daagse?
Wat een domme en zure reacties worden hier gegeven!
Als we het criterium zouden hanteren dat kunst onloochenbaar over ‘nu’ en/of over ouderenzorg moet gaan, dan kunnen we het meeste van wat schilders, componisten of schrijvers doen meteen naar het grofvuil brengen.
Een kunstwerk verhoudt zich altijd tot de werkelijkheid – soms op een directe, herkenbare en benoembare manier; maar vaak langs slingerende omwegen.
Het is aan ons, als kunstliefhebbers en -consumenten, om dat wat we zien, horen of lezen een rol te laten spelen in onze eigen verhouding tot die werkelijkheid.
En ja – dan kán een Bachfragment of een Rothkodoek van invloed zijn op hoe we over ‘nu’ denken en zelfs op wat we vinden over hoe het in de ouderenzorg gaat. Kunst is een tonicum, is een plas water in je gezicht zodat je weer wakker en alert bent. Maar ik ben bang dat ‘Egbert’ en ‘Will’ aan dat soort impulsen helemaal geen behoefte hebben.
En wat betreft die “foute” (tussen dubbele aanhalingstekens, dat dan toch wel…) componist, die ‘Elkse’ weer eens uit de mottenballen haalt: kunnen we er niet een keer mee ophouden om mensen die iets maken langs de meetlat van onze eigen moraal te leggen? Beethoven dacht dat Napoleon een held was, Multatuli wilde zélf keizer van Insulinde worden, Sjostakowitsj hield heel goed in de gaten wat de Sowjetleiding gedoogde, Céline had zo zijn ideeën over Joden… Gaan we die dan allemaal niet meer lezen en niet meer horen? Zijn we dan echt niet bij machte om te aanvaarden dat mensen afkeurenswaardige opvattingen kunnen hebben en tóch tot grootse scheppingen in staat zijn? Creaties die – voor wie de moeite wil nemen zich erin te verdiepen – ook iets zeggen over ‘nu’ ?
Het is zeker niet terecht om deze voorstelling op basis van deze – wat rommelige – recensie af te serveren. Parsifal gaat over een rigide, uitgeputte samenleving die op zijn einde loopt, en in die zin waren de keuzes in de enscenering wel degelijk te verklaren.
De link met het nu kun je op verschillende manieren leggen (is onze laatkapitalistische manier van leven nog houdbaar? Zijn wij er niet net zo aan toe als dit uitgebluste graalgenootschap? En wie of wat kan ons nog redden?). Pantus kiest voor een Beckettiaanse aanpak, die sterk doet denken aan Waiting for Godot, en in die zin een treffende tekening is van de condition humain – eindigen we niet allemaal afgemat en wachtend op het einde?
Het was geenszins een perfecte productie, ik heb absoluut ook wat kanttekeningen, maar het was ook zeker geen ondubbelzinnige verering van een “foute” componist. Datzelfde geldt ook voor het festival in bredere zin.
De kwalificatie van deze Parsifal – akte 3 als “peperdure exercitie” is ook wat overdreven, en ik denk dat die indruk ook vooral aan de kabbelende aard van de recensie te wijten is. De productie was namelijk behoorlijk low-budget: in plaats van een orkest slechts drie instrumenten (in een slim arrangement), drie zangers (waarvan eentje dubbelde als instrumentalist en eentje als regisseur) en een koor van amateurzangers. Dit alles in een zeer bijzonder gedecoreerde (bestaande) kerk met een zeer simpele belichting.
Dank je Eleonora, nu snap ik het.
Parsifal behoort tot de grootste monumenten van de muziekgeschiedenis, naast bijvoorbeeld Bachs Matthäus Passion, Beethovens Strijkkwartet opus 131 en Debussy’s muziekdrama Pelleas et Melisande. Dit soort kunst te ondergaan is geen luxe, maar een absolute noodzaak wil de wereld niet aan platheid ten ondergaan. Zij, die kunst dus, maant ons om ons met de existentiële en fundamentele vragen des levens bezig te houden. En spoort ons tevens aan nieuwe vragen dienaangaande te blijven stellen. Vragen die zinspelen op een domein ver voorbij de waan van de dag en het meetbare. Wegens gezondheidsproblemen heb ik deze fascinerende productie helaas niet kunnen bijwonen.