De Vlaamse theatercollectieven De KOE en Hof van Eede fuseren per 1 januari 2022 tot DE HOE. De nieuwe zelfbenoemde ‘gezamenlijke vervelling’ zal zowel vanuit Antwerpen als Gent gaan opereren, in samenwerking met CAMPO en wisselende jonge collectieven. (meer…)
Hoever kun je gaan in empathie? Moet je dergelijke gevoelens kunnen uitleggen? Ben je dan nog wel echt bezig? Helpt fictie om écht authentiek te worden? Te zijn? Helpen woorden daarbij, foto’s, muziek? Muziek, zeer zeker. Muziek stimuleert je verbeelding, stuurt je emoties, troost. Mahler componeerde de Kindertotenlieder drie jaar voordat zijn dochtertje stierf. Zou hij die muziek hebben kunnen schrijven na de dood van zijn kind, en zou de compositie hetzelfde hebben kunnen bewerkstelligen? Vragen die componist Thomas Smetryns van muziektheater LOD en het jonge theatercollectief Hof van Eede zich stelden, om na een bijzonder aangenaam, warm dolen door muziek, projecties en filosofische mijmeringen uit te komen bij waar het allemaal mee begon: de stilte.
Wat in het echt vooraf ging aan de prelude van de productie was het volgende: LOD-componist Thomas Smetryns bestelt op een dag online een foto van een onbekende danseres en krijgt niet veel later een heel album en wat losse foto’s in zijn bus gedropt. Een familiedrama in sepia beelden: danseres ontmoet man, danseres woont met man in villa Paradis in de Provence, krijgt een zoontje. Man moet naar sanatorium, zoontje sterft in een ongeval met de fiets. Smetryns wordt geraakt, hij zoekt in zijn muziek, en het theatercollectief Hof van Eede in woorden en beelden naar de emoties achter het gezinsverhaal, waarvan de foto’s als puzzelstukjes in elkaar kunnen schuiven. Als een oefening in empathie. Als een queeste door humor en troost, door documentaire en fictie, door de fricties tussen beide.
Hof van Eede (de zusjes Louise en Ans Van den Eede en Wannes Gyselinck) hebben in hun vorige theaterstukken in tekst en vertolking altijd schitterend gebalanceerd op de dunne scheiding tussen realiteit en fictie. Zijn de acteurs die spelen nu gewoon zichzelf of zijn ze de personages, of spelen ze die? Spelen ze dat ze spelen? Echt? Niet echt? Het doet er uiteindelijk niet toe: heel organisch gaat realiteit, al dan niet gefingeerd, over in een fictie, gecomponeerd en gestructureerd in muziek en woord. En andersom. Ook nu overtuigen Jeroen Van der Ven en Ans Van den Eede helder, grappig, treffend.
De drie muzikanten van het Ensemble Besides stellen zich op. De harp met Jutta Troch staat centraal, daarnaast Marieke Berendsen met viool, aan de andere kant Toon Callier achter de toetsen en op gitaar. Aan weerskanten van de scène staan Jeroen Van der Ven met lange hipsterbaard en Ans Van den Eede, grijze lange broek, wit hemd. Een beetje als een schooljuffrouw. Stilte. De twee spelers proberen wat naar elkaar te fluisteren, leggen de begonnen muziek stil, leggen uit wat ze aan het doen zijn. Ze verklaren de aanzetten voor deze prelude, vertellen hun waarom, en geven de toeschouwers ook mee wat ze in hun fantasie moeten zien, zoals overdrijvende wolken, en ritselende bladeren, hoe een prelude ontluikt. De twee doen dat met een grote stelligheid. Ze zijn zeker van hun zaak, van hun boodschap: muziek én stiltes, de ‘witruimtes’ zijn heel, heel belangrijk.
Halverwege de prelude worden via diaprojectors foto’s van het kleine gezinnetje geprojecteerd, op zes grote wendbare panelen. Het zijn oude zwart-witfoto’s, de ene wat waziger dan de andere. Wat later schuiven close-ups via overheidprojectors over de panelen. Bedenkingen volgen over de naam van de villa: Paradis. Het aardse paradijs wordt ook de tuin van Eden genoemd. Een tuin vereist echter aandacht, werk en zorg, en het paradijs is toch een plek om zorgeloos te vertoeven. Zo volgen er heel wat mijmeringen en gedachtekronkels. Aangenaam verrassend zijn ze qua inhoud, naturel en haperend enthousiast worden ze aan het publiek verteld. Zoveel quotes die je wilt aanstrepen (ik hoop dat de tekst, liefst met de muziek op cd, uitgegeven wordt).
In de prelude zijn de vertellers en muzikanten heel zeker van zichzelf, heel directief, en daardoor ook heel amusant. Gaandeweg gaat die zelfbewuste zekerheid over in twijfel. De concrete foto’s leiden naar een abstrahering van het leven. Een poging om grip te krijgen op leven, op dood. Twijfel over de beelden, de aanpak in het stuk, twijfel over de twijfel, twijfel over stilte. Menselijke klanken gaan over in instrumentale klanken en omgekeerd, rond gevoelens, en specifiek rond de functie van muziek als bron van ontroering, van troost. En zoals muziek je aanzet tot het creëren van eigen beelden, eigen bespiegelingen, zo zijn het nu ook de woorden die je tot associaties aansporen. Ontroering wordt opgewekt door verdriet, pijn, leed te tonen, te laten horen. Maar dat leidt zelden tot écht verdriet. Er is een verschil tussen meelij en mee-lijden. Op het podium raak je niet verder dan ontroering opwekken, een diepe vorm van empathie. Maar het blijft – in de meeste gevallen, en gelukkig maar ook – een op afstand meevoelen. Je zinkt als toeschouwer niet in een put van verdriet.
De vertellers komen, na veel genoeglijke woorden en muziek, uiteindelijk uit bij de kracht van de stilte, in de muziek, in de woordenstroom, in de zegging, de vertolking, in het spel, in het spelen van het spel. De stilte in de kunsten. En dan denk je aan ‘De stilte van het licht’ van wijlen Joost Zwagerman. Paradis is een productie die besproken en opgehemeld had kunnen worden door Zwagerman, een productie die perfect zou passen in de tentoonstelling Silence out Loud over de stilte in de kunst en over de kunst van de stilte.
Foto: Kurt Van der Elst