Hoewel Penthesilea niet de eerste voorstelling van Eline Arbo bij ITA is, is het wel haar eerste creatie sinds bekend werd dat ze vanaf volgend seizoen artistiek directeur van het Amsterdamse stadsgezelschap zal worden. De verwachtingen waren dus hooggespannen, maar getuige de première gaat ITA een stralende toekomst tegemoet. (meer…)
In een luttele tien repetitiedagen creëerde regisseur Karlijn Benthem met de afstudeerders van PACT+ Theater een eclectische voorstelling rond hun visie op de huidige staat van de wereld.
Overhoop begint al buiten de zaal, op straat voor Studio 1 van Internationaal Theater Amsterdam. Door het raam worden we toegesproken door een van de spelers, die ons verwelkomt en vraagt om via onze smartphone een simpele vraag te beantwoorden: ‘Waar kom je vandaan?’. Vanwege het onrustige geroezemoes – dat onontkoombaar is als je een aantal schoolklassen als publiek hebt – voelt de opening enigszins rommelig. De tekst is net te indirect en poëtisch om meteen de aandacht te grijpen, en vergt meer aandacht dan mogelijk tussen kletsende pubers.
Als we de zaal betreden, worden we meteen streng toegesproken: we moeten midden in de zaal gaan staan en naar de daar aanwezige spelers kijken, alvorens we worden uitgenodigd om aan weerszijden op de tribune plaats te nemen. In een openingslied introduceren de spelers zich als ‘Better Together’, een groep – of misschien een tv-show – die collectiviteit en verbinding als hoosgte ideaal lijkt te hebben. De toonzetting is echter zo onvast – van de bijna militaristische benadering van het publiek bij binnenkomst naar de Disney-achtige blijheid van het shownummer – dat je als publiekslid weinig grip krijgt op waar je nou eigenlijk naar zit te kijken.
Die troebelheid zet zich vrijwel de hele voorstelling voort. Zonder duidelijke aanleiding wisselen de spelers tussen dansnummers, interactieve elementen, monologen over verbinding en de staat van de wereld, typematig spel en dialogen onder elkaar. De basisvorm van de tv-show biedt weinig houvast omdat deze net zo makkelijk losgelaten als weer omarmd wordt. Het gebrek aan samenhang of inbedding berooft veel van de individuele scènes van hun potentiële impact. Wat daarbij niet helpt is dat de teksten op een ongemakkelijke manier tussen abstractie en directheid in liggen. Toen een van mijn jonge publieksgenoten bij nóg een iets te betekeniszwangere monoloog verzuchtte: ‘fakking poëtisch gedoe’, kon ik hem helaas niet helemaal ongelijk geven.
De voorstelling komt echter tot leven als het publiek er zelf bij wordt betrokken. Op enkele momenten worden we op de vloer uitgenodigd om ons bijvoorbeeld uit te spreken over enkele stellingen rond het thema ‘hoop’ en om een statement te maken. Het publiek wordt ook gevraagd om de ‘jongste’, de ‘oudste’ of de ‘meest hoopvolle’ toeschouwer naar voren te laten komen. De spelers slagen er in deze passages uitstekend in om alle aanwezigen tot een groep te smeden, voor even verbonden in een onderzoek naar gedeelde waarden.
Dat ontbreekt namelijk in de rest van Overhoop. Hoewel de spelers in steeds nieuwe teksten benadrukken hoe belangrijk het is om te beseffen dat we allemaal verbonden zijn, voelt de kloof tussen hun theatrale optreden en ons als passief publiek steeds groter, omdat er te weinig ruimte wordt genomen om eerst common ground met de toeschouwers te bereiken. Gelukkig lijken de makers zich daarvan bewust: de interessantste scènes van Overhoop zijn die waarin juist conflict en verschil worden benadrukt, tussen de spelers onderling en tussen hen en het publiek. In een latere scène ontsteekt een van de spelers in een tirade over de oppervlakkigheid van de saamhorigheid die de groep ons voorspiegelt, en ontstaat er een interessante spanning.
Helaas komt ook dat zaadje niet tot volledige bloei, omdat de teksten en dialogen niet scherp genoeg zijn en het conflict daarom niet bevredigend wordt uitgewerkt. Overhoop ademt in alles dat de voorstelling wat meer repetitietijd en veel scherpere artistieke keuzes nodig had gehad om tot een boeiend eindresultaat te komen.
Foto: Fabian Calis
ratio