Actrices Bodil de la Parra en Nadja Hüpscher hebben behalve Nederlandse ook Indische roots. Dat was de aanleiding om verhalen uit te wisselen en samen een voorstelling te maken die hen op het lijf geschreven is. Ouwe pinda’s luidt de titel.

Na een grappig en chaotische intro met schimmenspel op gamelanmuziek, vertellen ze het publiek van de lunchvoorstelling Ouwe pinda’s over hun jeugdherinneringen. Over een familie in een stampvolle flat, met  de thermostaat op tropische temperaturen, veel lekker eten en onderlinge bemoeizucht. En een licht dementerende grootvader die stilletjes wegzakt in zijn herinneringen en op zijn kop wordt gezeten door een bazige grootmoeder die daar juist niet meer over wil praten.

Het decor is, heel toepasselijk, een keuken die uitpuilt van de pannen, potten, manden vol Indische ingrediënten en ander keukengerei dat tegelijkertijd als slagwerk fungeert. Musicus Kees van der Vooren staat hier in klederdracht achter het fornuis en verspreidt, behalve sfeervolle ritmes en klanken, heerlijke geuren. Het publiek mag de verbleekte foto’s van vroegere generaties bekijken, die een voor een worden doorgegeven. Je voelt je als toeschouwer bij hen thuis op bezoek en daar is het druk, warm, gezellig en vol emoties. Deze entourage doorbreekt de vierde wand en dat is bij dit thema een schot in de roos. Ouwe pinda’s gaat niet over ‘wij’ en ‘zij’ maar over ons allemaal en vooral over iedereen met een dubbele of driedubbele culturele achtergrond.

Het is een parade van sketches in Indisch accent, die via het oude China langs Indonesië naar het regenachtige Holland van nu gaat. De anekdotes over moeders die met blote voeten door de sneeuw liepen en verbaasd waren dat hun bevroren wasgoed aanvoelde als ‘krokante kroepoek’, zijn tragikomisch. Ook het vroegere China komt met klanken van de Peking Opera om de hoek kijken, met een hilarisch verhaal over twee zussen en hun strijd over de juwelenverzameling van hun overleden moeder. De actrices zetten de sketches met lekker vet gespeelde typetjes neer. Tussendoor is hun spel naturel en staan ze transparant op het toneel, een mooi contrast.

Hun families, die in de jaren ’50 naar Nederland emigreerden, hadden verschillende overlevingsstrategieën. De grootouders van Bodil lieten de Tropen in hun nieuwe huis weer doorleven. De moeder van Nadja moest van haar ouders juist zo snel mogelijk assimileren en mocht zelfs niet meer  met haar Indische vriendinnetje spelen. Zelf wordt ze vooral verliefd op blonde mannen, realiseert ze zich nu. Misschien lijkt ze daarom wat meer teruggetrokken dan haar tegenspeelster.

Op een gegeven moment zijn de anekdotes en de Indische uitdrukkingen teveel van hetzelfde. Dat is een keerpunt in de voorstelling. De twee raken er zelf ook in verstrikt. Waarom wilden ze dit eigenlijk doen en wat heeft het met henzelf te maken? De af en toe opborrelende irritaties komen dan boven tafel. Bodil wil àlles weten, ook de pijnlijke herinneringen waar Nadja juist met een grote boog omheen loopt. Ze weet niet of haar grootmoeder ook in het Jappenkamp zat en wat haar grootvader daar heeft meegemaakt. De tip van de sluier die zij in de rol van haar opa oplicht, is dan ook meteen een flinke schok.  

Het hier en nu en de vraag hoe het verleden doorloopt in hun levens, mag nog verder worden uitgewerkt. Misschien in een vervolg, als avondvullende voorstelling? <i>Ouwe pinda’s</i> smaakt naar meer.  

Foto: Ben van Duin