Vlak voor de wurgmoord van generaal Otello op zijn vrouw Desdemona zingt Emilia een aria, een lied als geste van verzoening. Emilia is Desdemona’s kamermeisje. Ze zingt erover dat mannen denken boven de vrouw te staan, dat mannen menen dat vrouwen afhankelijk van hen zijn. Mannen mogen wel de zonde van overspel begaan, vrouwen niet. Maar, voegt sopraan Emilia eraan toe: ‘Wij vrouwen hebben de zonde van de mannen geleerd. Dan moeten zij ons maar trouw blijven.’

Regisseur Corina van Eijk van Opera Spanga uit het gelijknamige Friese dorp heeft beslist deze aria als kern genomen van haar stevige bewerking van Verdi’s origineel uit (1887). Ingrijpend en verregaand is haar keuze om Otello te laten zingen door een cast van uitsluitend vrouwen.

Eén verklaring daarvoor ligt in de theatergeschiedenis verankerd: de opera grijpt terug op de tragedie Othello, of de Moor van Venetië (1603-1604) van Shakespeare. In zijn tijd werden alle vrouwenrollen door mannen gespeeld. Nu draaien Van Eijk en haar team het om: alle mannenrollen worden door vrouwen gespeeld – en dus ook gezongen. Otello, oorspronkelijk een tenor, is nu mezzosopraan Itzel Medecigo; luitenant Cassio, tenor, wordt vertolkt door sopraan Yulietta Quevedo Santos. En Jago, de listige demon van het stuk, is niet langer bariton maar de zingzeggende actrice Wivineke van Groningen.

Aan Verdi’s partituur is niets veranderd, de zangers zingen de noten van Verdi. Omdat zij allemaal vrouwen zijn, klinken hun ‘mannenpartijen’ een octaaf hoger. Wél componeerde Floris van Bergeijk nieuwe passages om enkele rollen scherp te krijgen. Zo krijgt Emilia (mezzosopraan Graziella Debatista) een nadrukkelijke extra aanwezigheid, zowel vocaal als in de handeling. Van Groningen als Jago is geen operazangeres. Zij reciteert in het Engels een eigen vocabulaire waarin een harde, mannelijke dictie de overhand heeft.

Dirigent Tjalling Wijnstra heeft een bescheiden, maar doeltreffend orkest tot zijn beschikking, met felle percussie, een lyrisch klinkende viool, voorts contrabas, klarinet, hobo en fuga. De verrassend modern klinkende muziek (Stravinsky en Schönberg lijken heel dichtbij!) in combinatie met de overheersende en krachtige mezzosopranen zorgt voor een uitvoering die intens en onheilspellend is. De muziek ontbeert nu het klankrijkere en vooral contrastrijkere palet van tenor (Otello) versus sopraan (Desdemona), maar wint aan een andere klankkleur: bijvoorbeeld dat van het een liefdesduet ‘Già nella notte densa’ tussen Otello en Desdemona, ofwel tweemaal mezzosopraan. (In Verdi’s origineel is Desdemona trouwens sopraan.)

Otello is het ultieme drama over jaloezie, aangewakkerd door Jago die handelt uit racistische overwegingen: Otello is zwart, hij is afkomstig van het Afrikaanse continent en Jago verhult niets van zijn haat jegens de zwarte generaal. Meteen in de eerste scène maakt hij tumult van jewelste: hij schreeuwt het uit aan het slaapkamerraam van Desdemona’s vader dat de generaal als een ‘zwarte ram ligt op uw blanke ooi’.

Vanaf dat moment kan de vlam van haat en jaloezie niet meer gedoofd worden: Jago lispelt en fluistert in giftige bewoordingen Otello toe dat Desdemona (mezzosopraan Merlijn Runia) het bed deelt met Cassio, een opkomende luitenant. Leidmotief in dit helse spel van jaloezie is iets alleronschuldigst, een zakdoekje met daarop geborduurde aardbeien. Otello schonk het haar uit liefde, ze moest het voor altijd bewaren als teken van liefde; ze verliest het echter en Jago speelt het in handen van Cassio. Otello reageert diep gewond en neemt wraak; hij wurgt haar in Desdemona’s overspelige bed met een kussen.

In de kostumering door Pieter van Rooij is gekozen voor een mannelijke outfit voor de huidige vrouwenrollen. Otello, Jago en Cassio zijn gekleed in donkerblauw battledress, als om te benadrukken dat we kijken naar a man’s world. Een plaksnor en een gespierde macho-houding, van vooral Otello en Jago, moeten die viriliteit versterken.

Desdemona en Emilia zijn daarentegen zeer vrouwelijk in regie en kostumering. Hier komen we aan een thema dat Van Eijk in tal van eerdere regies benadrukt, dat van de machtsverhouding tussen man en vrouw. Dit thema culmineerde in 2008 in een briljante versie van Mozarts opera Don Giovanni als Donna Giovanna, een vrouw die alle mannelijke rokkenjagerij evenaart, en zelfs in de schaduw stelt. Toch blijven er bij Otello vraagtekens: door de vrouwelijke cast deels extreem mannelijk te presenteren sluipt er iets van uiterlijk vertoon in de uitvoering. Je kijkt naar als man verklede vrouwen. Anderzijds is het de laatste decennia zeer gebruikelijk dat vrouwen mannelijke rollen spelen, vooral in het toneel. Een vrouwelijke Hamlet is zelfs sinds 1900 niet bijzonder meer, vertolkt als ze werd door Sarah Bernhardt. En in 1988 zorgde een door vier vrouwen uitgevoerde Wachten op Godot voor een rechtszaak, aangespannen door toneelschrijver Samuel Beckett zelf. Hij verloor, de rechter verleende toestemming tot opvoering. Hiermee was een grote stap gezet in het gender overschrijdende toneel. En terecht.

Bij opera ligt het anders, daar zijn het vooral de diverse klankkleuren van stemmen die mede het drama bepalen, en daarmee het fundament leggen voor de kwaliteit van de uitvoering. De toehoorder van deze Spanga-Otello moet ook beseffen dat hij of zij kijkt naar een mix van Shakespeare en Verdi. Dat maakt het spannend en controversieel in meer behoudende opera-kringen. Dat is dan weer de grote verdienste van Van Eijk. Om terug te keren bij Emilia’s recitatief ‘Era piu calmo’: stel dat Otello hier de originele tenor was, was de strekking van haar woorden dan niet sterker geweest? Want Emilia’s lied voor Desdemona onthult een krachtig feminisme.

Zoals de laatste jaren gebruikelijk bij Opera Spanga speelt deze opera zich af in een reusachtige tent, op een spartaans ingericht boerenerf. Er is gezien de regenrijke zomers veel te zeggen voor een tent, maar de kern van locatietheater – waarmee Opera Spanga 35 jaar geleden furore maakte – is toch verloren gegaan. Er bestaat nu geen wisselwerking tussen binnen en buiten, tussen inhoud en entourage. Dat is wel een verlies. Maar hier staat tegenover dat de regen en de wind hun muzikale aandeel hebben: ze roffelen op het tentzeil, doen het fladderen.

Binnen heeft ontwerper De Rooij met behulp van briljante videobeelden iets prachtigs gecreëerd: zeventiende- en negentiende-eeuwse schilderijen komen tot leven met golven, zeemonsters, bewegende figuren, een levenloze vrouw in wit gewaad, kennelijk zojuist vermoord… Zo zal kort daarna ook Desdemona liggen, gedood. Buiten heersen de Hollandse elementen, De Rooij schept binnen een spectaculaire schilderkunstige wereld in moderne beeldtaal, maar Shakespeare en Verdi zijn alomtegenwoordig.

Foto: Dinand van der Wal