‘Je hebt jongens in het park die iedereen vervelen met hun spanningsboog (…) Ze denken een eer te bewijzen aan de bezoekers van het park, maar niemand hoeft te zien hoe zij de spanning opbouwen.’ Dit citaat, gezongen door alle zes personages uit Ground Floor bevestigt ons vermoeden: in deze avant-gardistische musical zit geen conventionele spanningsboog. (meer…)
Een teveel aan goede bedoelingen kan danig in de weg zitten. Orchestra Soledad beoogt ‘een zacht pleidooi om elkaar te omarmen’ te zijn. De voorstelling gaat over dissociatie, eenzaamheid en depressie, maar er worden zoveel lagen over elkaar heen gelegd dat de toeschouwer vooral verward achterblijft.
Het idee voor de voorstelling komt van theatermaker en acteur Mattias Van de Vijver, die in 2013 als Nieuwkomer bij Orkater begon, binnen het collectief Lars Doberman. Orchestra Soledad is zijn regiedebuut. Op de website van Orkater vertelt hij dat hij zelf een depressie heeft gehad en daarna sterk de behoefte had om daarover een voorstelling te maken ‘die enerzijds inzicht geeft in wat depressie eigenlijk is en anderzijds onderzoekt wat we kunnen doen voor mensen in geestelijke nood. Ik wil mensen uitnodigen elkaar de hand te reiken.’
Een mooi idee, dat lijkt te passen in een grotere stroom van voorstellingen die gaan over de mentale kwetsbaarheid, zoals The Almighty Sometimes van Theater Oostpool, Ocean Breeze van NITE en Stom van Theater Utrecht.
We zien links op het podium een soort altaar, een driedelige kast, met onderin het middendeel een muziekinstallatie (decorontwerp: Lisanne Bovée). De drie open kasten, in de vorm van een divanbed, zijn helemaal volgestapeld met kussens; een kruising tussen een spirituele plek, een soort heiligdom, en een vertrouwde plek: zacht en warm, thuis. Daar begint de voorstelling met de wat op de piano pingelende Christiaan (Reinout Scholten van Aschat) die wordt gebeld: een telefoongesprek waarop hij kennelijk zat te wachten en dat geen goed nieuws inhoudt: ‘Dus dat betekent: einde oefening’, mompelt hij.
Overgeschakeld wordt met behulp van het licht (ontwerp: Stefan Dijkman) naar het rechterdeel van het podium: een eenvoudige bank waarop Merle (Lotte Driessen) zit, ongemakkelijk, de voeten naar binnen getrokken alsof ze zich schrap zet. Naast haar een vrouw, kennelijk haar behandelend psycholoog (Shanaya Dap), die vraagt: ‘Hoe zit je er vandaag bij?’ Typisch zo’n vraag waarmee je, als je in de knoop zit met je gevoelens, helemaal niks kunt en als zodanig herkenbaar.
In de volgende scène komt bij Christiaan het koor binnendruppelen, stagiaires van verschillende toneelacademies (Sem Abelskamp, Lara Bakker, Serah Doku Meijboom en Django Gantz). Het levert wat lucht op in de voorstelling: een warming up, stemoefeningen, kopje thee. Geestige wijsheden op de theezakjes die ze elkaar voorlezen.
Dan weer naar de andere kant, waar de psycholoog zegt: ‘Ik wil vandaag werken aan de dood van je man.’ Merle is alleen maar moe, zegt ze en ze weet niks meer. Alles is akelig, leeg om haar heen.
Aanvankelijk lijken het twee gescheiden verhalen, dat van koordirigent Christiaan aan de ene kant en de vrouw die in therapie is aan de andere kant, maar gaandeweg beginnen ze elkaar te overlappen. Naarmate de twee werelden dichterbij elkaar komen, wordt de voorstelling diffuser, ongrijpbaarder. De koorleden worden allemaal psychologen: met zijn vijven roepen ze naar Merle. Die zich uiteindelijk wel los durft te maken van haar behandelaar en haar – mild maar wel geestig – uitscheldt om haar ‘fucking fietstassen en haar Ottolenghi-kruiden en haar Cinevillepas’.
Een aantal scènes roept vragen op, zoals wanneer de behandelaar begint uit te leggen wat het begrip dissociatie inhoudt, waaraan Merle kennelijk lijdt. Als toeschouwer wil je zelf je conclusies trekken uit wat je ziet, uit wat Merle laat zien (of juist niet laat zien), maar niet een educatief betoog horen.
Het lijkt soms alsof de voorstelling te veel een collage van fragmenten is die tijdens het repetitieproces interessant zijn bevonden en er daarna te weinig is geschrapt of lijn aangebracht. Zo krijgen de koorleden ook nog hun inbreng. Opeens krijgen twee van hen ruzie over hun houding ten opzichte van de buitenwereld: de een mijdt het nieuws omdat hij er alleen depressief van wordt, de ander verwijt hem geprivilegieerd gedrag. Herkenbaar en actueel, maar het komt totaal uit de lucht vallen.
Er wordt wel mooi gezongen, ‘In My Solitude’ bijvoorbeeld, beroemd geworden door Billie Holiday. Met koorzang, synthesizers en klassieke pianomuziek (veel Bach) wordt de binnenwereld van Merle opgeroepen. Uiteindelijk helpt het koor haar om de weg uit haar isolement te vinden.
Het probleem is dat er te veel naast en door elkaar heen wordt getoond – de gesprekken op de bank bij de psychiater, de koorrepetitie, de toenemende nadruk op de spanningen tussen de koorleden onderling en hun individuele psychische problemen, de impact van de dood van een geliefde en nog veel meer – waardoor je je als toeschouwer niet echt kunt verbinden met de personages, met name met Merle. Je zit erbij en je kijkt ernaar.
Foto’s: Bas de Brouwer