Twee enorme houten hoefijzers en een soort houten glijbaan vormen een speeltuin voor drie dansers die zoekend contact leggen met elkaar. Eerst neemt het aftastend toenaderen interessante vormen aan, waarbij bijvoorbeeld één van de dansers de mouwen van haar overall naar de ander werpt om zo om de hoek van de glijbaan te kunnen komen. (meer…)
Een ontheemd gevoel overvalt je, in de verlaten parking lot van het NITE Hotel, waar je als bezoeker van OPEN NITES aan je lot wordt overgelaten, slechts omringd door een aantal grote lichtzuilen, wat palmbomen en een enorme sterrenhemel. Het is midden in de nacht en we vinden onszelf terug in the middle of nowhere: in de desolate omgeving van de coronacrisis.
Voor het jongemakersproject OPEN NITES kregen vijf kunstenaars de kans een nieuw, digitaal werk te creëren dat deze hele maand te zien is in het NITE Hotel, de online omgeving waarin NITE al sinds april vorig jaar werk in presenteert. De makers werden uitgedaagd de digitale context niet als een obstakel van de coronacrisis te beschouwen, maar artistiek uit te buiten. Het levert zeer spannend, uiteenlopend werk op waar de toeschouwer binnen de performances vaak volop invloed heeft op chronologie en duur van het werk. Een ding staat buiten kijf, en dat is meteen de kracht van OPEN NITES: geen enkel werk had op een andere manier gepresenteerd kunnen worden dan in deze specifieke, virtuele omgeving.
Voelen dat je leeft
‘Het eerste wat je leert kennen, ben jezelf. Het is ook het eerste wat je kwijtraakt.’ Dat zegt Georgio, spooronderhouder, de rail rat, het ‘baantje dat niemand wil’. Hij is degene die de rails repareert als de schroeven door naakte molratten zijn ‘losgeknuffeld’. Kan altijd gebeld worden, ook midden in de nacht, ook op zijn vrije avond, wanneer hij eigenlijk naar salsales zou gaan. Het was het enige moment in de week waarop hij zijn isolement doorbrak en voelde dat hij lééfde.
Over dat gevoel, voelen dat je hart klopt, dat je onderdeel bent van een groter geheel en dat je lééft, gaat de digitale performance Rail rat, geschreven en ingesproken door Tim Linde, geregisseerd door Jan Hulst en gecomponeerd door Luke Deane. De context is volledig virtueel. Het geanimeerde hoofdpersonage doet denken aan een avatar van een computergame, blokkerig en houterig en – ondanks dat hij dezelfde bewegingen kan maken als wij; lopen, zitten, roken, graven, dansen – levenloos.
Rail rat maakt, in een heldere monoloog en treffende vormgeving, gevoelens van depersonalisatie en derealisatie invoelbaar. Georgio had de wekelijkse salsales om zichzelf ‘op de rails te houden’ tussen hersenloos, afstandelijk en solitair werk. Als contact en passie wegvalt, haalt het gevoel je in dat je niet meer bent dan een avatar, bestuurd door mensen die wél de kansen in hun leven hebben gehad.
Uit de anonimiteit
In Motel trekt fotograaf Robin de Puy uiteenlopende gasten uit de anonimiteit die een motelbezoek normaliter kenmerkt. We krijgen verschillende sneak peaks in de hotelkamers, bij de receptie en op de parkeerplaats buiten.
Een meisje, alleen in de auto, overgeleverd aan het woord van Jezus. Verderop: een jongen vertelt in een angstaanjagend horrorrelaas over moordzuchtige katten in je omgeving, waarvan een beet jou ook moordzuchtig maakt. In een van de kamers horen we een monoloque interieur van een getraumatiseerde oorlogsveteraan, losgezongen van de maatschappij, iemand die zichzelf gereduceerd voelt tot een ‘bijgedachte’. Een paar kamers verderop een danseres, met een strop om haar nek, balancerend op haar stoel en haar leven.
In de lobby horen we een drietal ervaringen van hotelmedewerkers met (pogingen tot) zelfdoding van hotelgasten. De persoonlijke verhalen van de medewerkers krijgen een spannende vervreemding door de niet per se onsympathieke, maar vooral ontstellend geroutineerde mimiek van de receptioniste die de telefoon aanneemt.
Trefzeker hoogtepunt van Motel is de korte montage When I was a girl named Red. De kracht van deze digitale video-installatie zit hem vooral in wat er niét verteld wordt. In de hotelkamer staan tientallen tv’s, met op elk daarvan een vrouw. ‘Red’, zo heette ze, vroeger. Op elk scherm vertelt ze een deel van haar verhaal, een snapshot, een fragment dat samen met andere fragmenten een tragisch geheel vormt. Ze was een danser, vertelt ze, een ster, met bodyguards en geld en zonder angst. Nu zijn er flarden herinneringen aan een leven dat in niets meer lijkt op wat het is.
Virtuele vrijplaats voor zwarte vrouwen
In Celestial Space creëert Stephanie Afrifa een virtuele vrijplaats voor zwarte vrouwen: een ‘happy place’ of ‘safe space’, aldus de stem die je hoort als je de tempel naast het hotel betreedt. In een ronde ruimte leiden een aantal trappen je naar de verschillende korte performances waar dit werk uit bestaat.
In Roping wordt een jonge vrouw in stilte ingesnoerd met touwen. Verderop zien we hoe de liefdevolle zorgzaamheid van braiding, vlechten, een groot gevoel van verbondenheid en warmte sorteert. Gerda Havertong leest voor uit De tuinen van onze moeders, de zoektocht van Alice Walker, ‘vrouwkrachtig proza’, en er zijn korte, krachtige choreografieën. De verschillende films in Celestial Space draaien allemaal om intimiteit en onderlinge aandacht.
Radicale hertaling van Homerus
Odyssey van regisseur Mateusz Staniak is een zeer radicale hertaling van Homerus’ Odyssee. De film begint en eindigt met een scène waarin de hoofdpersoon (Tarik Moree) zichzelf terugvindt op een stormachtig strand. Er klinken door algoritmes gecreëerde internethits en -comments, over waarheid, big data en controle. Als toeschouwer beland je vervolgens in een donkere, aftandse ruimte waar tussen lege pizzadozen en blikjes Coca-Cola op acht monitors het verhaal te zien is. Opvallend is de spannende cameravoering en montage, dan weer dicht op de huid, als een telefoonopname, dan weer vanuit de hoek van de ruimte, alsof we naar bewakingsbeelden kijken. Odyssey is een rauw en weerbarstig werk, over een van betekenis gespeende realiteit en hoe daar zingeving uit te destilleren.
Veelkleurig palet van vreemde verlangens en gewoontes
In All that follows van Mart van Berckel en Angela Herenda zien we acht schermen, opgestapeld in twee rijen, met op elk scherm een draaideur. Een vrouw met een plant komt eruit, zet de plant neer. Dan volgen er meer. Een man in ondergoed loopt verweesd de vloer op, draait aan een denkbeeldige knop, draait zich om. Een vrouw in een weldadige jurk danst voorbij, een levensgroot konijn komt tussendoor gestampvoet, een blauwgeschminkt figuur met boodschappenmandje sneakt binnen, er staat een rek met alleen een pot mayonaise.
De verschillende solo’s vormen gezamenlijk een absurd mozaïek, een veelkleurig palet van vreemde verlangens en gewoontes. All that follows (dat naar verluidt acht uur duurt en vervolgens weer opnieuw begint), is ontroerend en banaal tegelijk. De grens tussen de schermen blijkt niet zo rigide als aanvankelijk gedacht. Zo tonen de makers dat we allemaal alleen zijn met onze eigen, eigenaardige routines en dromen, maar dat we in die buitenissigheid wel degelijk met elkaar verbonden zijn. En dat is troostrijk.
Foto: Odyssey, Michèl Nijdam