Stel dat een boer zijn koe melkt en een bus toeristen komt langs: de mensen noemen dat authentiek. Maar stel dat de boer door de plaatselijke VVV betaald wordt om Bella van stal te halen telkens als de toeristenbus aan komt rijden: is dat nog authentiek?

Dat is een van de mooie vragen die een acteur stelt in De Kersentuin (1904) van Anton Tjsechov, nu als locatievoorstelling op festival de Karavaan gespeeld in het ‘ansichtkaartendorp’ Driehuizen in Noord-Holland, aan de rand van de Eilandspolder. Juist op die grens tussen de stilstaande tijd in dit polderdorp en hedendaagse, grootschalige ontwikkelingen speelt Onze Kersentuin, zoals de voorstelling heet, zich af.

Regisseurs Hans Man in ’t Veld en Guido Kleene maken van Onze Kersentuin een theatrale wandeling door de weilanden en langs de sloten achter het dorp. De spelers zijn afkomstig van het Makershuis Alkmaar en actrice Marlies Bosmans tekende, samen met Kleene, voor de bewerking.

In het begin staat het publiek verspreid over een groot weiland, over de sloot komt Ljoebov (Lusanne Arts) aangevaren, de aristocratische vrouw aan wie het landgoed en de kersentuin toebehoren. Ze heeft haar geld in Parijs verkwanseld en moet nu het landgoed redden: de torenhoge schuldenlast dwingt tot verkoop. ‘Ik ben hier geboren. Hier hebben mijn moeder en mijn vader gewoond. Ik hou van dit huis, zonder de kersentuin kan ik me mijn leven niet voorstellen’, roept Ljoebov vertwijfeld uit in het lege land. Het is een prachtig begin, waaruit meteen duidelijk wordt dat heel het dorp Driehuizen de tuin symboliseert.

De voorstelling speelt zich op verfrissende manier af tussen nostalgie en moderniteit, tussen lichte speelsheid en diep verborgen tragiek. Aanjager van de tragiek is Lopachin, de zakenman die uiteindelijk tuin en landgoed op de veiling koopt. Hij handelt uit wraak, want zijn familie bestond uit lijfeigenen die nooit verder dan de keuken mochten komen. De Vlaamse actrice Marlies Bosmans speelt Lopachin, en dat is even wennen want aanvankelijk is dat niet echt duidelijk. Ze draagt een wit colbertjasje omgekeerd (dus de revers op de rug) en een heel stel kettingen. Nu eens heet ze Lopachin, dan weer wordt ze met ‘vriendin’ aangesproken, als in een dubbelrol. Maar als belangrijke tegenspeelster van Ljoebov moet juist Lopachin de grimmige, dramatische kracht in de voorstelling brengen. Hij vertegenwoordigt de moderne tijd: zet de bijl in de aloude kersentuin en bouwt er zomerhuisjes. Maar niemand luistert. Terwijl iedereen zwelgt in nostalgie, houdt de nietsontziende Lopachin een pleidooi voor de toekomst, hoe genadeloos die ook zal zijn.

Trompet en enkele popliedjes geven een muzikale dimensie, met als hoogtepunt een verstilde samenzang van ‘Our House’ van het album Déja vu van Crosby, Still, Nash & Young. Dat is een briljant idee, die hele song is het toneelstuk. Onze Kersentuin is vooral een vertellende vorm van theater, zonder heftige scènes, vermoedelijk op inspiratie van Werkteater-acteur Man in ’t Veld. Hij vertolkt ook de rol van Firs, de bediende die aan het slot eenzaam achterblijft, door iedereen vergeten. Hij sluit de deuren van een reusachtige stal en staat alleen op het erf, een prachtig beeld.

Dan voegt acteur Kenneth Herdigein zich bij hem, in de rol van een voorbijganger die praat over bomen die van elkaar houden en die alleen met de wortels naar elkaar kunnen groeien. Met Herdigeins slotmonoloog keren we terug in de tijd van vroeger, maar die is voorbij ‘zonder dat we het wisten’, zoals Firs zo mooi zegt. De scène dat Marlies Bosmans als Lopachin aan Ljoebov laat weten dat de tuin is aangekocht, is schitterend: Bosmans rijdt in haar auto met Belgisch kenteken het erf op, draait even het raampje open en weer dicht. Ze wil niets weten van al dat vertoeven in de tijd van toen. Dat is hard, terecht: om zo’n schitterende scène als deze draait het hele stuk. Ljoebov staat er innerlijk verscheurd bij en roept: ‘Het is feest!’

Foto: Ben van Duin