Het is geleidelijk ons leven binnen gesijpeld en daar inmiddels ook echt niet meer uit weg te denken. Telefoon, wasmachine, auto, de muziekinstallatie, allerhande gadgets: ze praten terug, nemen steeds meer taken over. (meer…)
Orkest de ereprijs zit verscholen achter een transparant gordijn. Hierop zien we projecties van bomen, grachtenpanden, barokke vitrages, voorbij vliegende vogels en spiegelende watervlakken. Op drie grote zuilen staan maquettes van dicht opeengepakte trapgevelhuizen.
Tegen dit eenvoudige, maar doeltreffende decor zoekt een niet met naam genoemd immigrantenechtpaar zijn weg. ‘Zij’ verdient de kost als schoonmaakster, ‘hij’ dwaalt werkeloos door de stad. Zo vangt de nieuwe productie Ontheemd! de universele dimensies van de vluchtelingenproblematiek.
Het orkest opent met lieflijke muziek in een wiegend tempo, gekruid met bekoorlijke fluitguirlandes. Merlijn Runia – ‘zij’ – komt op in een sjieke camelkleurige mantel en modieuze pumps; krijgertjes, vertelt ze ons. Terwijl ze haar schoenen verruilt voor soepele gympen vereenzelvigt zij zich met de boom voor het huis, die ondanks oorlog en noodweer diep geworteld blijft. Ook haar eigen schors wordt elk jaar dikker, maar ‘mijn blad vernieuwt zich lusteloos. Ik ben mijn eigen herfst nog niet vergeten’.
De toon is gezet. Ver van eigen huis en haard tracht deze vrouw een nieuw leven te beginnen. Met haar sloffen glijdt zij op ‘vilten voeten’ door de luxueuze woningen die haar aanwezigheid slechts schoorvoetend accepteren. Tijdens het schoonmaken mijmert ze over haar eigen huis op de heuvel, waar het water niet zomaar uit de kranen stroomde, in een ver land waar iedereen haar naam foutloos wist uit te spreken. Al soppend en stofzuigend poetst zij langzaam dit verleden weg, om zich een weg naar de toekomst te banen.
Dan komt ‘hij’ (de Iraanse bariton Arash Roozbehi). Hij ritst zijn leren jack steeds weer open en dicht, verbijsterd over een klimaat dat ‘vier seizoenen op een dag’ kent. Hij doolt doelloos door de straten van een stad waar zelfs de wind ‘anders waait, anders ruikt dan in mijn geboorteland, zout brengt in plaats van zand’. Waar zijn vrouw vooruit kijkt, blijft hij aanvankelijk hangen in zelfbeklag over het verloren paradijs. Gaandeweg opent ook hij zich voor de nieuwe wereld en aan het slot vleit het echtpaar zich in liefdevolle omstrengeling neer op bed.
De muziek van Kaveh Vares (Teheran, 1982) is weliswaar sfeervol, maar cirkelt vijf kwartier lang rond in een melancholiek mineur en ontbeert dramatiek. Alleen tegen het eind veren je oren even op bij een prachtig door Hans Witteman uitgevoerde klarinetsolo, die herinnert aan de klank van een Armeense duduk. De teksten worden grotendeels gesproken en de weinige zanglijnen missen spankracht. De kleine trillers en glijdende tonen waarmee Vares een Arabische sfeer tracht op te roepen, krijgen geen vleugels.
Dat ligt niet alleen aan de muziek. Runia en Roozbehi blinken geen van beiden uit in zuiverheid en verstaanbaarheid. Zelfs hun gesproken teksten zijn vaak onverstaanbaar, mede door een haperende geluidsversterking. Noodgedwongen staar je voortdurend naar de geprojecteerde tekstblokken. Dit staat identificatie met de toch al niet sterk geprofileerde hoofdpersonen in de weg.
Tegenover de weinig overtuigende muziek en dito regie staan de poëtische tekst – apart verkrijgbaar in een mooi vormgegeven boekje – en de prachtige scenografie. De door vluchtelingen in asielzoekerscentra getekende visuals zijn ontroerend. De musici van orkest de ereprijs spelen niet alleen uitstekend maar ontpoppen zich bovendien als stille getuigen op het toneel. Een mooie en praktische vondst.
Al net zo inventief is hoe ‘hij’ en ‘zij’ aan het slot met een paar simpele handgrepen haar kille werkomgeving omtoveren tot een warme en intieme Perzische woning. De vraag is: blijven zij het verleden koesteren, of gaan zij samen een nieuw leven tegemoet?
Foto: Robert van der Ree