‘Een kind?’, gruwelt Perry verbijsterd, als zijn man Loek hem vertelt dat zijn nichtje Destiny voor de deur staat. ‘Kinderen zijn smerig en allergisch’, walgt hij verder. Maar ze is familie, probeert Loek nog, waarop Perry hem rillend verbetert: ‘Ze is een bacterie!’ (meer…)
Testament, Prikkebeen, Het land van Maas en Waal, Jimmy, Avond. Het is een kleine greep uit het rijke oeuvre van Boudewijn de Groot. Rond zijn liedjes én die van tekstschrijver Lennaert Nijgh, bedacht Bos Theaterproducties een kleurrijke hippiemusical voor een groot publiek.
Er valt veel te genieten in deze musical, maar van de intrige moet Onder de groene hemel het niet hebben. Regisseur Koen van Dijk schreef een verhaaltje over de hippietijd, die hij situeert tussen 1969 en 1974. Historisch gezien is die periode juist. Voor de verwikkelingen van de musical blijkt het een te grote tijdsspanne: een zwangerschap die zo’n twee jaar beslaat is vrij uniek.
Maar goed. Het is dus 1969 en de keurige Barbara (Sophie Veldhuizen) gaat, tegen de zin van haar katholieke ouders, studeren in de stad. Het is de tijd van love & peace. Het Vondelpark is een en al door wiet en discussie gedomineerde happening, een no-go-area voor het beschaafde meisje uit Heemstede. Uiteraard belandt Barbara in het park. Daar ontmoet ze hippie Berend, gespeeld door Thomas Cammaert, tijdens de voorstelling gezegend met een indrukwekkende bos haar. Tussen de twee ontstaat een stevige verliefdheid, maar de verschillen zijn groot. De vraag is of die sterk genoeg is om het tijdperk van de vrije liefde te doorstaan.
In elk geval is vanaf het begin duidelijk dat er een kind van komt. Rode draad in de voorstelling vormt hun toekomstige zoon Jimmy, een rol van René van Kooten. Jimmy moet zien te bewerkstelligen dat zijn ouders bij elkaar komen om hem te verwekken én om bij elkaar te blijven. Dat doet hij door op te duiken in allerlei kleine rolletjes, die de twee samen moeten brengen. Maar die centrale functie is te onnadrukkelijk in het verhaal verweven en komt dramatisch gezien niet uit de verf. Jimmy is vooral toeschouwer en luisteraar. Hij mag zo af en toe een stukje gitaar spelen of een moppie zingen, maar niemand zou hem missen als hij afwezig was.
De echte hoofdrollen zijn voor Thomas Cammaert en Sophie Veldhuizen. Cammaert speelt de hippie Berend overtuigend. Zijn zachtaardige stem mist het gedrevene dat Boudewijn de Groot heeft, maar dat wordt ruimschoots goed gemaakt door zijn wervelende spel. Sophie Veldhuizen klinkt geschoold, helder en beschaafd en maakt van de liedjes echt musical.
In de bijrollen maken vooral Hanneke Last als hippievriendin Julia en Anne-Mieke Ruyten, die de moeder van Sophie speelt, indruk. Ruyten heeft een mooie zangstem en speelt haar wat karikaturale personage ontroerend en met humor. Hanneke Last fladdert als een vrolijke hippie door de voorstelling, maar krijgt het publiek muisstil met haar breekbare versie van Verdronken vlinder.
Onder de groene hemel is op zijn best in de kleurrijke ensemblestukken. De protestscène Welterusten, meneer de president krijgt een vindingrijke, stampvoetende muzikale begeleiding. Pastorale is een explosie van kleur en beweging, terwijl het lichtvoetige Prikkebeen voor een feestelijke finale voor de pauze zorgt. In deze nummers komen regie, choreografie, kostuums en decor optimaal samen.
Voor wie de hippiejaren bewust heeft meegemaakt is de musical een feest van herkenning. Van Green Spot-limonade tot abortus of witte fietsen, het komt allemaal langs. Zelfs de emancipatie van katholieken wordt aangestipt. Leuk zijn de knipogen naar de huidige tijd: de onwaarschijnlijke suggestie dat Albert Heijn over veertig jaar misschien wel volop biologische producten verkoopt, wordt weggehoond met een referentie naar Obama.
De vroege jaren zeventig komen ook terug in het decor van Eric Goossens. Het toneel wordt gedomineerd door functionele touwconstructies, die het beeld van de oude vertrouwde visnetten, waar menig tienerkamer mee volhing, oproept.
Onder de groene hemel is, ondanks het clichématige verhaal, geen standaardmusical geworden. De live begeleiding van bandleider Marcel de Groot en twee muzikanten, aangevuld met het ensemble, zorgt voor een intieme, warme en ongepolijste muzikale setting. In een liedje als Ballade van de vriendinnen van een nacht treden de muzikanten op de voorgrond en krijgen ze de aandacht die ze verdienen. De keuze van arrangeur Jeroen Sleyfer voor voornamelijk (semi-)akoestische instrumenten is een schot in de roos.
Maar bovenal zijn er natuurlijk die liedjes. Boudewijn de Groot is een begenadigd componist, wiens melodieën zich ook lenen voor dit genre. En Lennaert Nijgh was een virtuoos tekstdichter en uit duizenden te herkennen. Dankzij deze twee mensen krijgt Onder de groene hemel de diepgang die het verhaal ontbeert. Liedjes als Een tip van de sluier of het oorspronkelijk voor Rob de Nijs geschreven Avond blijken in de setting van deze musical zelfs nog meer zeggingskracht te hebben dan ze oorspronkelijk al hadden.
Foto: Raymond van Olphen