Spin Anansi is de mythische held uit Caraïbische en West-Afrikaanse volksverhalen. Of held, eigenlijk is hij een overmoedig ventje dat alles beter weet en vooral aan zichzelf denkt. Zo ook de pop Anansi, met zijn vier oogjes, twee benen en zes armen in Anansi de spin, sterker dan Olifant. Hij heeft één wens: zoveel mogelijk bananen verzamelen, die allemaal zelf opeten en daarna lekker uitbuiken in zijn hangmat. (meer…)
Het contrast kan nauwelijks groter. Eerst zien we enkele in zichzelf gekeerde mensen die hun verhaal doen op camera, geprojecteerd op een groot scherm. Daarna zien we de acteurs terug op een voortoneel met balletvloer en ligstoelen. Als tegenvoeters van de figuren die zojuist op het achtertoneel verkommerden. Nu zijn ze baldadige desperado’s, met een overdosis overmoed en selfexposure. Twee kanten van een zelfde medaille?
De zwerftochten van deze theaterverslaggever in de nadagen van het seizoen voeren hem langs de Wijksafari in Amsterdam Noord en langs allerhande afzwaaiende studenten in de podiumkunsten. Het zijn leerzame dagen, kan ik u verzekeren. Soms lijkt er zelfs sprake van kruisbestuivingen.
In de Wijksafari doen we de ervaring op dat achter iedere willekeurige voordeur een verhaal schuilgaat, inclusief de innerlijke bereidheid van dat verhaal om verteld en getoond te worden. Nauwelijks twee uur later belanden we in het Akademietheater in Utrecht, waar de afstudeerklas van de acteursopleiding als het ware zijn eigen voordeuren heeft gebouwd.
Een Olifant in het Zijn heet hun voorstelling (op die titel kom ik nog terug), en het is een tweeluik. In het tweede deel trappen de toneelspelers de hele boel open, zetten er een bak licht op die zo sterk is dat ik onwillekeurig naar mijn zonnebril graai. Ze bieden ons een exposé over zes gelukszoekers die hun verstand op nul en de directe bevrediging van hun behoeften op standje dertien hebben gezet. Met pijnlijke, ongemakkelijke en hoogst irritante, van bedrijfsongevallen zwangere situaties tot gevolg.
De stof, de citaten, de voorvallen en de oneliners zijn ontleend aan het werk van de Oostenrijkse cineast Ulrich Seidl, de documentaire observant die in zijn Paradies-trilogie en met films als Hundstage, Modelle en Im Keller het katholieke Oostenrijk als een eng raster over de hele wereld legt.
Omdat het zich pal voor onze neus afspeelt, herbergen deze narcistische zelfbevlekkingen veel intimiderende griezeligheid en echtheid. Zodanig dat ik wil weglopen. En toch ook weer niet. Heel hard wegrennen, omdat ik deze manifestatie van lelijkheid er op mijn netvlies en op de harde schijf van mijn bevattingsvermogen he-le-maal niet bij kan hebben. Op de gluiperige hebberigheid die dáár weer achter schuil gaat (menselijke nieuwsgierigheid, we willen het stiekem wel degelijk zien), mikken deze zes getalenteerde performers, met hun regisseur Arie de Mol. Ze doen dat zonder schaamte en meedogenloos.
Van die diezelfde kwaliteit zijn ook de observaties in het eerste deel van de voorstelling. Over mensen die aan de doffe en kansloze zelfkant van de maatschappelijke demarcatielijnen zijn beland. De vergeten mensen, de ‘overgeslagenen’ zoals de deze week gestorven fotograaf van het verglijdende leven Dolf Toussaint ze altijd is blijven noemen. Ze zijn in een hopeloos isolement terecht gekomen, en ze lijken daar ook niet meer uit te willen.
Op het achtertoneel hebben ze ieder hun eigen domein ingericht, camera’s tasten hen af, zij tasten met hun blik de camera af, en daarmee ook onze voyeuristische blik op hen. Hun blik blijft leeg, maar zit ook boordevol leven.
De teksten van dit stille begindeel komen uit het werk van de twee meesterfilmers Thomas Doebele en Maarten Schmidt, en met name uit hun film De worm van het zijn uit 1993 (die op internet is terug te vinden, trouwens). Een van de hoofdrolspelers in die film is een filosoof die al jaren bij middeleeuws toortslicht (hij kan de elektriciteitsrekening niet meer betalen) werkt aan een boek over het gebied ‘tussen nul en niet-nul’, waar hij ‘een worm meent waar te nemen, die ook weleens een olifant zou kunnen worden’.
Zo excentriek van stijl als deel twee is, zo naar binnen gekeerd en contemplatief is dit deel een. De spelers – Lars Brinkman, Yari van der Linden, Jelle Mensink, Anne Reitsma, Ayla Satijn en Stella van den Sigtenhorst – tonen in beide delen van Een Olifant in het Zijn hun brede speelregister. En Arie de Mol ‘speelt’ als regisseur als het ware een thuiswedstrijd. Hij is in zijn loopbaan als theatermaker altijd al geïntrigeerd geweest door het niemandsland waar de stille mensen hun stem zoeken en de luidruchtige mensen op zoek zijn naar de stilte tussen het schreeuwen in. De Mol blijkt een sterke gids op dit terrein van het leven en de kunsten.
[Sterren toegekend door de redactie]