Bravoure, dacht je. Vrolijke bluf van een viertal overmoedige jonge theatermakers: Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Judith de Joode en Benjamin Moen. Begin twintig waren ze toen ze debuteerden met BOG. Een poging het leven te herstructureren, een sprankelende voorstelling die precies dát deed: proberen greep op het bestaan te krijgen, met taal als belangrijkste tool. (meer…)
Voorstellingen met drie letters in de titel, het is een kenmerk van BOG. In hun nieuwste creatie op Oerol wilde dit Vlaams-Nederlandse collectief teruggrijpen naar de essentie van waarnemen en denken. En welke titel past daar nu beter bij dan OER?
Een blauw vierkant, een rode driehoek en een gele cirkel, ergens verspreid over een weilandhelling. Het is een geheimzinnige, maar eenvoudig mooie scenografie. Bij aanvang komen Judith De Joode en Lisa Verbelen op en communiceren ze via bordjes met het publiek. ‘Dit is een oefening’, zo staat er geschreven, een nieuw experiment in hun nog prille, maar gestaag uitbreidende oeuvre. Na hun meest recente en eerder statische projecten GOD en DAM, waarin taal centraal stond, wilde BOG een andere weg inslaan en met OER een bewegingsvoorstelling op locatie maken. In de wondermooie adaptatie van hun debuutvoorstelling BOG, die het collectief vorig jaar nog op Oerol toonde, zaten al enkele prachtige beeldende scènes, maar een hele productie maken zonder woorden is natuurlijk andere koek. Echter, nadat choreograaf Jan Martens wegens een blessure moest afhaken als coach en omdat de BOG-acteurs stiekem teksten schreven parallel aan de bewegingsrepetities, werd het roer voor deze nieuwe productie alsnog omgegooid. BOG bleef bij zijn leest en creëerde met OER een nieuwe tekstvoorstelling, maar dan wel een van de meest radicale die hij tot nu toe maakte.
BOG benoemt graag de dingen, of het nu alle fases van een leven zijn of alle voorwerpen die ze op straat tegenkomen. In OER passen ze dit principe toe op hun gedachten en waarnemingen. We krijgen drie streams of consciousness te horen, drie monologen die niet zoals je zou verwachten geïmproviseerd zijn op basis van wat de spelers op dat moment te binnen schiet, maar op voorhand zorgvuldig neergepend zijn in een duidelijk geconstrueerde taal die van de hak op de tak springt. Spoken word ondersteund door de stuwende ritmes van muzikant Lucas Kramer, die in een glazen kubus trommelt op een boomstammetje. Door te versnellen of te vertragen geeft hij tegengas aan de gedachtestromen van de drie BOG-acteurs (vierde lid Sanne Vanderbruggen speelt niet mee in OER).
Benjamin Moen steekt als eerste van wal, op een duin zo’n 150 meter in de verte – hij lijkt niet meer dan een centimeter groot. ‘Ik ben een mens / Ik kan denken wat ik wil’, zo opent hij zijn monologue intérieur, die wij via de speakers voor de tribune horen. Maar meteen daarna trekt hij dit al in twijfel. Heeft hij in zijn leven immers ooit één originele gedachte gehad? Bestaat er wel zoiets als waarheid of authenticiteit? En waarom is iedereen zo op zichzelf gericht terwijl er zeven miljard andere ikjes rondlopen op deze wereld? Omdat Benjamin Moen amper zichtbaar is, lijkt deze tekst te zweven in de ruimte en kunnen we ons enkel maar focussen op zijn woorden, want gezichtsexpressie valt niet waar te nemen. Hierna komt Judith De Joode, die een eerste toenadering doet richting het publiek. Terwijl ze diagonaal de duinrug oversteekt, filosofeert ook zij er op los. ‘Er valt niets te begrijpen, enkel te bekijken’, zo quote ze George Perec. Wanneer ze uit het zicht verdwijnt, vervolgt Lisa Verbelen haar voorwaartse pad, tot ze uiteindelijk in de tribune belandt. Haar tekst is de meest volgbare van de drie. Ze kampt met keuzestress, zo vertelt ze. Niet enkel in het rek van de Albert Heijn, maar vooral door de ontelbare manieren waarop je iemand duidelijk kan maken dat je hem of haar graag ziet. Alle drie brengen de spelers thema’s ter sprake die leven in de huidige generatie, maar ze doen dit elk in hun eigen woorden en stijl – ieder schreef immers z’n eigen tekst, wat drie verschillende vormen en kleuren oplevert, een beetje zoals de scenografie dus.
Wat in OER opnieuw opvalt is dat de spelers van BOG zo ontzettend goed zijn in ritmisch spreken, ze rappen zich haast een weg door hun gedachten heen. Hiervoor is niet enkel een uitstekende taalbeheersing en precieze tekstkennis nodig, maar evenzeer een feilloos ritmegevoel. Ook OER is weer zo’n tekst die je na afloop meteen zou willen kopen (helaas, de tekstuitgave is nog niet beschikbaar) om al die op het eerste gehoor ondoorgrondelijke taal- en gedachtekronkels nog eens langzaam na te lezen. Want het moet gezegd: soms is het wel even doorbijten in dit stuk. Ofwel ga je mee in deze mindfuck en word je aan het einde beloond door hun genereuze gebaar, ofwel vind je het maar niets en blijf je op je honger zitten. Wat mij betreft is BOG er alleszins in geslaagd om hun complexe gedachten en twijfels in een spannend taalexperiment te gieten en zo met OER een gedurfd onspectaculair kleinood op het Oerol-publiek los te laten.
Foto: Leo van Velzen
Wat een helder geschreven stuk..ook door de eerdere stukken van BOG erbij te betrekken.
Hoop OER te kunnen zien in Oostende